kernopvattingen
 

The implicit theories of child sexual exploitation material users: An initial conceptualization

- Ross M. Bartels , Hannah L. Merdian -

Dit artikel gaat over de impliciete theorieën, kernovertuigingen van kinderpornoplegers. De auteurs van dit artikel zijn ervan overtuigd dat de impliciete theorieën van kinderpornoplegers verschillen van die van hands-on plegers. Aan de hand van analyse van voorgaande literatuur willen de onderzoekers de inhoud van deze impliciete theorieën weergeven.

Impliciete theorieën bepalen hoe iemand kijkt naar de wereld, zichzelf en anderen (bv. kinderen). Onderzoekers zijn het echter nog niet eens of deze overtuigingen seksuele feiten initiëren, een rol spelen bij het behoud van het plegen of beiden een rol spelen. Impliciete theorieën zijn belangrijk, aangezien er in behandeling mee gewerkt kan worden. De onderzoekers van dit artikel vonden 5 impliciete theorieën en een onderliggende assumptie voor kinderpornoplegers.

De onderliggende assumptie van de 5 impliciete theorieën is “De bekrachtigende werking van het internet”. Deze assumptie contextualiseert de overtuigingen van kinderpornoplegers over zichzelf, de wereld en kinderen en gaat ervan uit dat het internet oneindige, onmiddellijke, anonieme, meeslepende en sociale voordelen heeft. Echter veel internetgebruikers hebben deze cognitie.

De eerste impliciete theorie die de onderzoekers vonden, heet “Unhappy world” en gaat ervan uit dat de wereld een onplezierige plaats is. Het internet kan gezien worden als een middel om aan deze onplezierige plaats te ontsnappen. De tweede impliciete theorie is “Self as uncontrollable”. Individuen met deze kernovertuiging denken dat hun gedrag oncontroleerbaar is en dat dit van binnenuit komt. Ze zien zichzelf als verslaafd en geobsedeerd. De derde impliciete theorie is “Children as sex objects”. Deze impliciete theorie reduceert kinderen tot objecten waarmee individuen hun seksuele noden kunnen bevredigen. Het lichaam en de lichaamsdelen van deze kinderen worden hierbij afgescheiden van de kinderen als persoon. De voorlaatste impliciete theorie is “Nature of harm” en zegt dat seksuele activiteiten alleen maar voordelen hebben en niet schadelijk zijn. Daarbovenop zien kinderpornoplegers zichzelf niet als seksuele plegers, aangezien ze geen seksueel contact hebben met kinderen. De laatste impliciete theorie van kinderpornoplegers is “Self as collector”. Deze impliciete theorie gaat ervan uit dat het zoeken naar kinderporno en het verzamelen van kinderporno op zich heel bevredigend is.

Opmerkingen

Om de kernovertuigingen van kinderpornoplegers te meten bestaan er 3 meetinstrumenten die externe construct validiteit missen en bijgevolg eventueel onvolledige conclusies genereren. Aangezien dit onderzoek gebruik maakte van literatuur met eventueel onvolledige meetinstrumenten kan het zijn dat hun conclusie onvolledig is.

Ons team kan zich vinden in de impliciete theorieën die de onderzoekers ontwikkeld hebben. We stelden ons echter de vraag of het niet beter is om te onderzoeken welke rol deze impliciete theorieën hebben in plaats van nieuwe te ontwikkelen, zodat we te weten komen hoe we de behandeling hierop kunnen afstemmen.