Logo UFC

  • UFC

    UFC

  • Deskundigen- en wetenschappelijk onderzoek

    Deskundigen- en wetenschappelijk onderzoek

  • Opleidingsmomenten

    Opleidingsmomenten

  • Klinische hulpverlening

    Klinische hulpverlening

  • Onderdeel van de dienst psychiatrie van het Universitair Ziekenhuis Antwerpen

    Onderdeel van de dienst psychiatrie van het Universitair Ziekenhuis Antwerpen

  • 1
  • 2
  • 3
  • 4
  • 5

NL-ATSA studiedag: De jonge seksuele pleger in beeld

 

Op 7/11/2024 organiseerde NL-ATSA in samenwerking met het UFC een studiedag rond de jonge seksuele pleger. 

De studiedag richtte zich op jongeren tot 23 jaar, die seksueel grensoverschrijdend gedrag plegen. Het programma bestond uit (inter)nationale gastsprekers met expertise rond het werken met jonge seksuele plegers. 

 

Lees hier het verslag van de interessante studiedag! 

 

 

NL-ATSA webinar: seks en autisme

 

Op donderdag 28/03/2024 vond de NL – ATSA Webinar “Seks en autisme: verdiepende inzichten in complexe relaties” plaats. Het UFC hielp een handje bij de organisatie van de webinar, ook werd de webinar voorgezeten door voormaling NL-ATSA voorzitter en UFC collega, Minne De Boeck. Gedurende deze dag hebben talrijke ervaren sprekers het onderwerp ‘seks en autisme’ elk vanuit hun eigen perspectief besproken. Tijdens het openingswoord werd het programma van de dag toegelicht en werd een korte introductie gegeven over het onderwerp.

De eerste lezing van de dag werd gegeven door de internationale sprekers Dr. Wenn Lawson en Maree Crabbe (Australië). Dr. Wenn Lawson is autisme-expert en Maree Crabee is pornografie-educatie-expert en filmmaker. De presentatie werd door middel van een vooraf opgenomen video voorgesteld. Gedurende de presentatie ‘Porn is not the norm: Young people, autism and the impact on porn’ werd de focus gelegd op de rol van pornografie op mensen met autisme. Vooraleer de rol van pornografie en technologie werd uitgelegd, is de betekenis van de term ‘autisme’ kort aangehaald. Vermits er verschillende termen gebruikt worden om autisme te beschrijven, is het steeds noodzakelijk om na te gaan welke term door mensen met autisme geprefereerd wordt. Vandaag de dag is pornografie makkelijker beschikbaar dat ooit tevoren, ook wordt deze vaak op een agressieve wijze online gebracht. Aangezien pornografie door veel mensen genormaliseerd wordt, is pornografie voor velen een seksuele voorlichter. Dit heeft ernstige gevolgen voor het vermogen van jonge mensen om concepten als ‘de vrije toestemming’ en ‘wederzijds respect’ in te schatten en betekenis te geven. Niettegenstaande kan pornografie nog heel wat gevolgen hebben, waarbij de invloed van pornografie voor jongeren met autisme zelfs nog uitdagender kan zijn. Gedurende de presentatie werd de term ‘monotropisme’ sterk aangehaald. Dit is het belangrijkste kenmerk van autisme, dat ertoe kan leiden dat jongeren met autisme bijzonder kwetsbaar zijn voor de gevolgen van pornografie. Zo bestaat het risico dat onrealistische en ongezonde seksuele opvattingen en verwachtingen worden gevormd. Zo zijn thema’s als strangulatie, geweld, incest, etc. zaken die gangbaar zijn in de pornografiewereld. Ook al is dit geen vertaling van wat normale en veilige seksualiteit werkelijk inhoudt, dit kan voor jongeren met autisme heel verwarrend zijn. Bovendien kan dit twijfels opwekken over de seksuele identiteit, seksualiteitsbeleving en seksualiteit (binnen relaties). Dit onder andere omwille van uitdagingen zoals moeilijkheden bij het interpreteren van gelaatsuitdrukkingen en lichaamstaal, alsook de manieren waarop de sensorische systemen van mensen met autisme overweldigd kunnen worden. Het kan zelfs de kans vergroten dat jongeren met autisme slachtoffer, maar ook dader worden van een seksueel misdrijf, gezien de vertekende beeldvorming van wat normale seksualiteit inhoudt. Na de presentatie waren dr. Wenn Lawson en Maree Crabbe beschikbaar voor een live Q&A. Waar verschillende tips werden gegeven over hoe je kan omgaan met personen met autisme en de impact van porno, denk daarbij aan het aangaan van de dialoog, sekseducatie, gezonde alternatieven maar ook bepaalde restricties.

Als tweede spreker kwam Robert de Hoog uit Nederland aan bod. In zijn presentatie werd de nadruk gelegd op autisme en zintuigelijke informatieverwerking. Vermits Robert werkzaam is als prikkelcoach, startte hij zijn presentatie met het praten over prikkels. Zo werd benadrukt dat we als mensen via onze zintuigen zowel prikkels uit de omgeving, als prikkels uit ons eigen lichaam ontvangen. Hoewel we allemaal prikkels ontvangen, zijn er toch grote verschillen tussen mensen in wat ze aangenaam of onprettig vinden. Door middel van een interactieoefening probeerde Robert ons te informeren over deze ‘prikkelfilter’. Daarnaast werd er een onderscheid gemaakt tussen onder- en overprikkeling. Bij onderprikkeling wordt er nauwelijks gereageerd op een aanraking en kan er sprake zijn van obsessief gedrag. Bij overprikkeling daarentegen, kan men angst ervaren bij lichamelijke opwinding en kan dit als pijnlijk worden ervaren. Bijgevolg kunnen mensen bij overprikkeling aanrakingen moeilijk verdragen. Door middel van het model van Dunn werd het verschil tussen de ervaringen van mensen met prikkels verder uitgelegd, bijvoorbeeld bij mensen met een lage prikkeldrempel kan een actieve reactie het vermijden van deze prikkels zijn. Ook werd de vertaling gemaakt naar personen met autisme, die vaak geconfronteerd worden met een onder- of overprikkeling bij seksualiteitsbeleving.

Vervolgens was de derde spreker van de webinar, Manon Heyndrickx, forensisch psycholoog bij DIGA in PC Sint-Jan Baptist te Zelzate. Zij legde de focus op seksualiteit en het autistische brein, ze bracht dit in beeld door het vertonen van het filmpje ‘Mind My Mind’. Tijdens deze sessie werd de werking van het brein van personen met autisme en hoe deze de kijk op seksualiteit beïnvloedt, toegelicht. Zo werd onder andere de ‘Theory of mind’ aangekaart. Dit is de vaardigheid die het toelaat bewust te zijn van het eigen denken en dat van een ander. Bij personen die weinig of geen ‘Theory of mind’ hebben, is er nauwelijks sprake van empathie en zullen ze vertraagd ontwikkelen. Verder werden de executieve functies en de centrale coherentie toegelicht. Door middel van executieve functies, wordt de meest adequate strategie gekozen, uitgevoerd en geëvalueerd om een probleem op te lossen. De centrale coherentie is de tendens om de samenhang tussen de waargenomen stimuli te zoeken en informatie te integreren. Deze modellen zijn bij mensen met autisme vaak te gedetailleerd, te specifiek, te weinig contextafhankelijk en/of te absoluut. Daarnaast is er bij seksuele contacten veelal sprake van ongeschreven (sociale) regels, is er veel non-verbale communicatie en is er een beperkte voorspelbaarheid. Dit maakt net het beleven ervan zo moeilijk voor mensen met autisme, mede het gevolg van een gebrek aan sociaal inzicht en vaardigheden, beperkte empathie en een gebrek aan remmingen en kennis. Ook preoccupaties, zintuigelijke voorkeuren en aanhoudend, repetitief gedrag, zijn mechanismen die een mogelijke verklaring kunnen zijn.

De vierde en laatste spreker van de webinar was professor Kieran McCartan uit het Verenigd Koninkrijk. Deze presentatie gaf de mogelijkheid om kennis te maken met het Prevent Through Support Project (2PS), een door Europese Commissie gefinancierd project dat secundaire preventieprogramma's in Europa in kaart wil brengen en begrijpen voor (potentiële) plegers van seksueel misbruik van minderjarigen. Tijdens de sessie wordt het project geïntroduceerd, wordt besproken hoe de professional in ons werkveld betrokken kan raken en werd er gedebatteerd over enkele uitdagingen en mogelijkheden voor secundaire preventie op dit moment.

De webinar ‘seks en autisme’ werd beëindigd met een eindwoord van criminologe, Minne De Boeck, die iedereen bedankte voor de dag en een inhoudelijke samenvatting voorzag.

 

 

UFC studiedag: Online seksueel misbruik: Nieuwe evoluties en uitdagingen

Schrijf je hier in! 

 

 

Congresverslag

 Online seksueel misbruik: Nieuwe evoluties en uitdagingen

Online seksueel misbruik is een wereldwijd probleem, waarbij de traditionele middelen onvoldoende soelaas bieden. Verschillende stakeholders botsen op hun beperkingen om de exponentiële groei van onder andere seksuele misbruikbeelden van minderjarigen (CSAM) in te dijken (Lee et al., 2020). Sinds enkele jaren volgt daarbij nog een extra uitdaging: artificiële intelligentie (AI). Het Universitair Forensisch Centrum (UFC) organiseerde daarom, samen met PROTECH, gefinancierd door de Europese Unie, op 28 januari 2025 een studiedag aan de Universiteit Antwerpen over de nieuwe evoluties en uitdagingen bij online seksueel misbruik.

 

Nina Vaaranen-Valkonen, Protect Children, en Hanna Lahtinen, Universiteit Oost-Finland, gaf een overzicht van hun verschillende onderzoeken over online seksueel kindermisbruik. Het eerste onderzoek werd uitgevoerd met als doel meer inzicht te krijgen in de drijfveren van CSAM plegers. In totaal werden meer dan 72.000 mensen, die CSAM online zochten, op het darkweb bereikt. Het onderzoek concludeert dat 70% voor de eerste keer CSAM opzocht, 42% eerder al contact zocht met een minderjarige en 55% hun gedrag wil veranderen. Gezien meer dan de helft gedragsverandering wil bekomen, moet er dus ingezet worden op het aanbieden van gepaste hulp. Tevens onderzochten ze welke kanalen worden gebruikt om toegang te krijgen tot CSAM beeldmateriaal. Het onderzoek toont aan dat 77% van de respondenten CSAM heeft gevonden op het open web, 32% via een pornografie website en 29% via een social media platform. Het delen van de beelden gebeurt in 32% van de gevallen via social media, het contacteren van minderjarigen gebeurt voornamelijk via social media, messaging apps en online games (Insoll et al., 2024a). Daarnaast werd binnen het 2KNOW-project onderzoek naar factoren die bijdragen aan het delictgedrag. 4.549 respondenten vulden de vragenlijst in op het darkweb, waarvan 68% mannen. 70% van de deelnemers kwam voor de leeftijd van 18 jaar voor de eerste keer in aanraking met CSAM. De meeste deelnemers zoeken naar beeldmateriaal van meisjes tussen de 11 en 14 jaar oud en bijna de helft geeft aan een minderjarige te hebben gecontacteerd. Daarnaast beschrijft het onderzoek ook verschillende factoren die bijdragen tot CSAM delictgedrag. Hierbij gaat het om motivatie, zoals parafilieën, faciliterende en situationele factoren, zoals de invloed van pornografie en de anonimiteit van het internet, alsook enkele barrières zoals preventieve interventies en ontradingscampagnes. Een belangrijke nuance bij dit onderzoek betreft het feit dat het gaat om een specifieke populatie binnen de heterogene groep van CSAM plegers, namelijk diegene die actief zijn op darkweb (Insoll et al., 2024b). Tot slot deed het 2KNOW project ook onderzoek naar de verschillen onder CSAM plegers (n=3782). Het onderzoek bekijkt drie groepen: (1) personen veroordeeld voor zedenfeiten ten aanzien van minderjarigen; (2) personen veroordeeld voor zedenfeiten ten aanzien van meerderjarigen; en (3) personen zonder veroordelingen. De belangrijkste conclusies betreffen dat de meesten op zoek waren naar materiaal van meisjes, alsook een aanzienlijk deel een seksuele interesse had in kleuters. De meerderheid van hen zocht CSAM vanuit een seksuele interesse in kinderen, bij de niet-veroordeelde groep was er in verhouding het meeste desensitisatie voor volwassen porno en sommigen zochten fysiek contact met minderjarigen. Het onderzoek toont bovendien dat er weldegelijk verschillen zijn tussen de drie groepen. Zo heeft de veroordeelde groep meer criminele voorgeschiedenis, is er vaker sprake van grooming, contact met een kind en zijn er meer voorkeuren voor jonge kinderen (Lahtinen et al., 2025).

 

Kevin Reulens, Federale Gerechtelijke Politie (FGP), gaf toelichting over de digitale evoluties van online seksueel misbruik op het niveau van de opsporing. De seksuele ontwikkeling van minderjarigen vindt vaak online plaats, maar wordt ook misbruikt door plegers, met het internet als katalysator. Het vormt een snel verspreidingsproces van zelf gegenereerd materiaal met uiteindelijk verlies van controle bij het slachtoffer, waardoor een groot aantal CSAM onbedoeld beschikbaar wordt. Daarnaast heeft de technologische evolutie betrekking op generatieve AI. Dit soort technologie wordt steeds vaker gebruikt voor het generen van CSAM, met recent een stijgend realisme, extremer beeldmateriaal en breder volume. Bovendien wordt alle informatie rond het gebruik van dit soort technologie gedeeld op misbruik platformen, wat de toegankelijkheid bevordert. Ook kwam Extended Reality (XR) aan bod. Ze zien een opmars van platformen waar VR-devices worden geïntegreerd naast audio en video om bijvoorbeeld tastzin na te bootsen. De conclusie is dat deze technologische evoluties ongekend zijn en aan een zeer hoog tempo verlopen.

 

Wat betreft de behandeling van CSAM plegers stelde Ida Oeverland, Lucy Faithfull Foundation (LFF). LFF beoogt een veilige groepsomgeving te creëren, biedt informatie over de (juridische) gevolgen, psychosociale ondersteuning en praktische informatie. Inhoudelijk behandelen de programma’s verschillende thema’s zoals: modellen voor delinquent gedrag, zelfzorg, relaties en terugvalpreventie. De sessies gebeuren volgens de cognitieve gedragsgerichte aanpak, waarbij responsiviteit centraal staat. In 2023 namen in totaal 296 personen deel. Over het algemeen gaven de deelnemers aan dat ze hun eigen patronen beter hebben leren begrijpen, alsook benoemen ze progressie in de manier waarop ze hun eigen risico om feiten te plegen kunnen verlagen. Tenslotte rapporteren ze ook een positieve impact op de mentale gezondheid.

 

 

Hannes Gieselier, Charité, lichtte STOP-CSAM toe, een project waarbij via therapeutische chatinterventies met CSAM plegers wordt gewerkt. Dit betreffen 4 gesprekken met volwassen CSAM plegers over allerhande thema’s: begrijpen van het delictgedrag, aanvaarding van de seksuele voorkeur, persoonlijke waarden, emotieregulatie, probleem management en veiligheids-en veranderingsplan. Er werd onderzoek gedaan met een test- en controlegroep. Daaruit bleek dat de interventies positieve impact hadden op het CSAM gebruik. Daarnaast werden voorwaarden voor helpende interventies meegegeven met als conclusie dat gerichte, toegankelijke en snelle therapeutische interventies verandering op gang brengen. Echter is het behoud van privacy en anonimiteit cruciaal om een goed bereik te kennen.

Ook Minne De Boeck, UFC en Stop it Now! Vlaanderen, lichtte online 1 op 1 ondersteuning van CSAM plegers toe. Het Rethink project gebruikt een chatbot op basis van AI, gekoppeld aan een ontradingsboodschap bij de zoektocht naar gebande zoektermen op legale pornosites. Op deze manier hoopt Stop it Now! de toeleiding naar hulp te verbeteren. Er werd immers een blended care aanbod ter ondersteuning van CSAM gebruikers ontwikkeld, gelinkt aan hun online zelfhulpmodule voor CSAM plegers. Thema’s hierbij zijn: verwachtingen van de hulpvrager, het scherp stellen van problematiek en inzicht, veiligheidsplanning, hulpnoden in de toekomst, etc. De Boeck maakte hierbij de denkoefening of -en hoe- AI kan bijdragen aan specifieke interventies met betrekking tot CSAM preventie. Er zijn namelijk verschillende voordelen zoals de toegankelijkheid vergroten, een betere toeleiding tot bepaalde platforms, snellere en efficiëntere hulpverlening, opleidingsondersteuning etc. Echter biedt het ook meerdere uitdagingen zoals de delicate materie en doelgroep, het inschatten van gevaar en meerdere ethische dilemma’s (gebrek aan menselijk contact, inschatten van veiligheid), etc...

 

Tot slot stelde Larissa Van Puyvelde, UFC, het PROTECH project voor dat een applicatie, genaamd Salus, ontwikkelde met input van CSAM plegers zelf. De app verhindert CSAM gebruik aan de hand van machine learning (AI toepassing). De app wordt vrijwillig geïnstalleerd op het apparaat van de gebruiker en controleert internetverkeer op gebruik van CSAM en -wanneer relevant- legale porno. Wanneer deze worden gedetecteerd, verschijnt een blokkeringsmelding en wordt de inhoud geblokkeerd. Op basis van verworven inzichten in het onderzoek werd de app ontwikkeld met anonimiteit en privacy als fundament. Het onderzoek bestond uit de uitrol van de app in vier landen binnen behandelcentra en Stop it Now!, dit in totaal bij 38 CSAM plegers. De testperiode duurde tussen de drie en zes maanden. Naast het testen van de app werden deelnemers gevraagd om op vaste meetmomenten een survey in te vullen, alsook op het einde van de pilot een interview af te nemen. Over het algemeen rapporteerden de deelnemers dat Salus werkte zoals verwacht en geen moeilijkheden veroorzaakte op de apparaten. Anderzijds waren er een aantal respondenten waarbij verschillende (technische) moeilijkheden werden gesignaleerd (bv. problemen bij gebruik van andere apps, vertraagd internetverkeer, vals positieven). Desondanks meldden de meeste deelnemers dat ze Salus als nuttig, noodzakelijk en ondersteunend ervaren, alsook dat het bruikbaar kan zijn in therapie.

 

Concluderend bestaan er verschillende uitdagingen met betrekking tot online seksueel misbruik. Echter kunnen AI en andere technologische evoluties ook bijdragen aan een verbeterde toeleiding, inzichten in behandeling en efficiënte preventie.

 

 Referenties

Insoll, T., Soloveva V., Viaz Bethencourt, E., Ovaska, A. & Vaaranen-Valkonen,N. (2024a). Tech platforms Used by Online Child Sexual Abuse Offenders. Research Report.

 

Insoll, T., Soloveva, V., Díaz Bethencourt, E., Nieminen, N., Leivo, K., Ovaska, A., & Vaaranen-Valkonen, N. (2024b). What Drives Online Child Sexual Abuse Offending? Understanding Motivations, Facilitators, Situational Factors, and Barriers. 2KNOW project. https://www.suojellaanlapsia.fi/en/2know-research-report.

 

Lahtinen, H., Honkalampi, K., Insoll, T., Nurmi, J., Quayle, E., Ovaska, A. K., & Vaaranen-Valkonen, N. (2025). Investigating the disparities among child sexual abuse material users: Anonymous self-reports from both charged and uncharged individuals. Child Abuse & Neglect, 161, 107299. https://doi.org/10.1016/j.chiabu.2025.107299

 

Lee. H-E., Ermakova, T., Ververisa, V., & Fabiana, B. (2020). ‘Detecting child sexual abuse material: A comprehensive survey’, Forensic Science International: Digital Investigation [e-journal] 34, 301022. https://doi.org/10.1016/j.fsidi.2020.301022

 

 

 

UFC studiedag: Contextgericht werken met zedenplegers

 

SCHRIJF JE HIER IN

Inschrijven kan tot en met dinsdag 27 februari 2024. Annuleren nadien is niet meer mogelijk! 

 

Een congresverslag

Contextgericht werken met zedenplegers

Op 5 maart stond de UFC-studiedag in het teken van contextgericht werken met zedenplegers. Deze studiedag vond plaats op de stadscampus van de Universiteit van Antwerpen. Gedurende deze dag hebben we talrijke ervaren sprekers mogen ontvangen. De UFC-criminologe Minne De Boeck verwelkomde de gastsprekers en deelnemers met een openingswoord, waarbij het programma kort werd toegelicht en verduidelijkt waarom ‘contextgericht werken’ een thema is dat de laatste tijd meer op de voorgrond komt te staan in ons werkveld. Tijdens het openingswoord werd er een korte imaginatieoefening uitgevoerd om het onderwerp op een interactieve manier te introduceren: iedereen diende zijn ogen te sluiten tijdens een situatie die werd beschreven, waarbij er een huiszoeking gebeurde bij iemand die seksuele misbruikbeelden van minderjarigen had bekeken. Nadien werd gevraagd aan de deelnemers zich in te leven in de partner van de pleger in het verhaal, verschillende emoties kwamen daarbij naar boven. Denk maar aan kwaadheid, frustratie, schaamte, angst, verdriet, etc. Na de toelichting over het onderwerp en het programma, werd de eerste spreker aangekondigd.

De eerste gastspreker van de dag was Prof. dr. Tim Opgenhaffen, docent sociaal welzijnsrecht aan de KU Leuven en docent personen- en gezondheidsrecht aan de Vrije Universiteit Brussel. Zijn presentatie werd vormgegeven vanuit een juridisch perspectief; namelijk wat kunnen we, en kunnen we niet, communiceren met naasten als professionals die beroepsgeheim hebben. Gedurende de presentatie maakte hij een onderscheid tussen persoonsgebonden informatie en niet-persoonsgebonden informatie. Bij het eerst genoemde botsen we automatisch op het beroepsgeheim. Dit bestaat uit alle informatie die geheim is en bijgevolg niet gedeeld kan worden met naasten. Hoewel er sprake is van beroepsgeheim, zijn hierop drie uitzonderingen, waaronder de toestemming, de noodtoestand en de dwangopname. Vermits niet alle informatie een geheim is, benadrukte Prof. dr. Opgenhaffen dat er eveneens niet-persoonsgebonden informatie gedeeld kan worden. Hiermee komen we vaak al een eind verder als professionals. De boodschap is dus niet dat je als professional niets kan communiceren, niet-persoonsgebonden informatie kan immers wel gedeeld worden. Verder geeft hij tijdens zijn presentatie drie herkenbare dilemma’s weer over het delen van informatie met naasten. Het eerste dilemma dat besproken werd, was de vraag: “wat als een naaste informatie bij de therapeut probeert te ontfutselen?”. Hierbij dient de therapeut in kwestie heel aandachtig en transparant te zijn over wat die wel en niet kan delen, alsook de reden waarom. Het tweede dilemma ging over “wat als een naaste de vraag stelt ‘kan ik u iets toevertrouwen’?”.  Ook bij dergelijk dilemma moet je als therapeut alert zijn, vermits er bepaalde zaken zijn die de therapeut verplicht moet vertellen aan de cliënt. Als de naaste iets heeft toevertrouwd over de gezondheidstoestand van de cliënt, is dat informatie die met de cliënt gedeeld moet worden. Ook hierover moet duidelijk worden gecommuniceerd aan de naaste in kwestie. Het beroepsgeheim geldt immers niet ten aanzien van de naaste zelf, daar er geen hulpverleningsrelatie bestaat tussen de naaste en de therapeut. De therapeut moet dus transparant zijn naar de cliënt, waar wel een hulpverleningsrelatie mee bestaat.  Indien er toch een hulpverleningsrelatie ontstaat met de naaste, dan wordt alles complexer. Dan zit je namelijk met beroepsgeheim langs twee kanten. Dit zijn belangrijke zaken om in overweging te nemen wanneer je een hulpaanbod voor naasten van plegers organiseert. Tot slot gaat het derde dilemma over het “geheim van het onderzoek”. Wanneer je medewerking verleent aan een gerechtelijk onderzoek, ben je verplicht om informatie uit het onderzoek geheim te houden, ook ten aanzien van naasten. Prof. dr. Tim Opgenhaffen eindigde zijn presentatie met een korte conclusie. Volgens hem is het zeker mogelijk - en belangrijk - om naasten te betrekken in de begeleiding, maar bij het informeren van de naasten zijn er toch een aantal aandachtspunten.

Na de eerste gastspreker, kwamen Alana Schuerwegen en Minne De Boeck aan bod. Alana Schuerwegen is psychologisch consulente en Minne De Boeck is criminologe bij het Universitair Forensisch Centrum. Daarnaast zijn ze beiden betrokken in het Vlaamse Stop it Now! – project als projectmedewerker en projectcoördinator. Hun presentatie ging van start met een korte uitleg over wat Stop it Now! precies inhoudt. Nadien werd er dieper in gegaan op de rol van de naaste binnen dit project, om dan de presentatie te beëindigen met hun toekomstperspectief. Stop it Now! is een preventieproject dat zich specifiek inzet op kindermisbruik en is een samenwerkingsverband met het UFC en I.T.E.R, een gespecialiseerd ambulant behandelcentrum. Preventie van kindermisbruik kan enerzijds door het bieden van ondersteuning aan de doelgroep en hun naasten en anderzijds door maatschappelijke beeldvorming van de gehele populatie. Het preventieproject bestaat uit een professionele hulplijn voor personen die bezorgd zijn over zichzelf, naasten en professionals. Het dient als luisterend oor, biedt ondersteuning, informatie en advies en functioneert als toegangspoort naar gespecialiseerde behandelcentra. Daarnaast is de hulplijn volledig anoniem, vertrouwelijk en gratis. Gemiddeld krijgt de hulplijn 34 contactopnames per maand. Echter kon 2/3de van de hulpvragen niet beantwoord worden. Om deze reden is de hulplijn vanaf maart 2024 elke weekdag beschikbaar. Na een algemene toelichting over het preventieproject Stop it Now!, werd in de presentatie de nadruk gelegd op de rol van de naasten binnen dit project. Stop it Now! voor naasten is op verschillende manieren uitgewerkt. Zo bestaat er een informatieve website specifiek voor naasten, is er een online zelfhulp module - stoppen is mogelijk - voor naasten van personen die seksuele misbruikbeelden bekeken, bestaat er een handleiding hoe je het gesprek kan aangaan met iemand over wie je bezorgd bent als naaste, een online forum en zijn er lotgenotengroepen voor naasten. Dit aanbod werd kenbaar gemaakt door middel van een campagne en de podcast ‘de dag die ik nooit meer vergeet’. Aan de hand van casussen en voorbeelden legden beide sprekers de naastenwerking van Stop it Now! uit.  De sprekers sluiten hun presentatie af met hun toekomstperspectief voor naasten van Stop it Now!. Zo hopen ze in de toekomst de focus te verbreden naar ‘kinderen van’ en ‘naasten van pleger en slachtoffer’. Alsook willen ze een verderzetting van de lotgenotengroepen en uitbreiding naar andere regio’s en benadrukken ze het belang van een ruimere én blijvende bekendheid.

De derde presentatie van de studiedag ‘Contextgericht werken met zedenplegers’ werd gegeven door drie experts waaronder Ellen Gunst, Chantal Hermans en Liesbet Tijsebaert. Liesbet Tijsebaert is coördinator van het IRIS-project en is werkzaam als casusregisseur in Veilig Huis. Chantal Hermans is IRIS-partner en contextbegeleidster voor regio Noord West-Vlaanderen in P.C. Sint-Amandus. Ellen Gunst is werkzaam als psycholoog-psychotherapeut op Fides Residentieel in P.C. Sint-Amandus en professor in de psychotherapie aan de Universiteit van Antwerpen. De presentatie stond in teken van het IRIS-project en werd toegelicht aan de hand van enkele casussen. IRIS is de afkorting van ‘Integrale Respons op Intrafamiliaal Seksueel misbruik’. Meer specifiek bestaat de doelgroep van IRIS uit gezinnen (uit Noord West-Vlaanderen) en hun context met een pleger van seksueel grensoverschrijdend gedrag ten aanzien van kinderen, zowel intra- als extrafamiliaal die op dit moment, of later in de tijd, in contact kan komen met kinderen in een familiale context.  Sinds 2021 is IRIS als project erkend binnen het Agentschap Justitie en Handhaving. Vóór het IRIS project was er vaak niet de mogelijkheid om de context van de dader te betrekken. Er was echter wel nood aan een systemische intersectorale benadering betreffende de verschillende gezins- en familieleden, alsook aan meer langdurige coördinatie over verschillende sleutelmomenten heen als begeleiding van de niet-misbruikende ouder. De IRIS-regisseur maakt samen met het gezin en betrokken hulpverleners een plan op dat garant staat voor ieder individu afgestemde zorg te voorzien en het leed te helpen beperken. Door het organiseren van overleg met andere betrokken diensten wordt er vanuit de dverse expertises, risicotaxaties en beeldvorming een kader uitgezet betreffende de veiligheidsafspraken en samenwerking. Naast dader en jeugdhulp wordt er ook ingezet op partner- of contextbegeleiding ter ondersteuning van de niet-misbruikende ouder of zorgfiguur. De presentatie werd afgesloten met de werking van het IRIS-project voor te stellen aan de hand van een concrete praktijkcasus. 

Vervolgens waren de vierde sprekers Els Van Daele en dr. Tineke Dilliën, die uitgebreid vertelden over contextgericht werken in therapie, cases en praktijk. Els Van Daele is criminoloog/seksuoloog en werkt als systeem-en groepstherapeut bij I.T.E.R. Tineke Dilliën is klinisch psycholoog en gedragstherapeut bij het UFC. In hun presentatie toonden ze hoe een contextgesprek kan verlopen, hoe naasten ondersteund kunnen worden en hoe er tegemoet gekomen kan worden gekomen aan hun noden. Tineke Dilliën ging dieper in op het pleidooi om de context te betrekken en te ondersteunen vermits contextfiguren secundaire slachtoffers zijn, alsook hoe het UFC dit concreet vormgeeft. Els Van Dale trachtte aan de hand van een casus inzichten te geven omtrent de complexe relationele en gezinsdynamieken die zich kunnen afspelen. Alsook aan te tonen dat de therapeutische relatie bij contextgericht werken met zedenplegers essentieel is. Tevens benadrukte ze dat dit op een persoonlijke manier dient te gebeuren. Ze toonde aan dat plegers de gesprekken met familieleden als relevant ervaren voor hun persoonlijk leven, aangezien dit kan bijdragen tot herstel op verschillende niveaus.

De leerrijke studiedag werd afgesloten met een laatste lezing van Prof. Dr. Belinda Winder. Vermits Belinda een internationale spreker is, werd de lezing online gegeven. Belinda Winder is een professor forensische psychologie en onderzoeksdirecteur bij het COPE (Centre for Crime, Offending, Prevention & Engagement) in de Nottingham Trent University. In de lezing werden enkele manieren onderzocht waarop het leven van een partner kan worden beschadigd. Denk daarbij bijvoorbeeld aan praktische problemen, emotionele problemen, financiële problemen, sociale problemen en problemen met de kinderen. Verder werden er suggesties gedaan hoe dergelijke schade kan worden beperkt. In het eerste deel van haar presentatie benadrukte ze het belang van taal en terminologie. Sommige terminologie is namelijk onnauwkeurig, stigmatiserend en kan een impact hebben op iemands welzijn. Beeldvorming en media berichten hebben bijgevolg een impact, ook op de context. Het tweede deel van de presentatie ging over internet gemedieerde seksuele misdrijven, en de impact van het onderzoek en alles wat daarna volgt op de context van plegers. Tot slot, beëindigde Belinda haar presentatie met een focus op de traumatische ervaringen die partners kunnen hebben op verschillende vlakken, alsook de impact op kinderen. Hierbij legde ze de nadruk dat ook de impact op kinderen al te vaak wordt vergeten, hoewel zij een belangrijke factor zijn. 

De studiedag eindigde met een eindwoord van criminologe, Minne De Boeck, die iedereen bedankte voor de dag en een inhoudelijke samenvatting voorzag. De studiedag werd positief geëvalueerd met een score van 8,5 op 10. 

Inschrijven nieuwsbrief

Uitschrijven nieuwsbrief?

Uw persoonlijke gegevens worden zorgvuldig bewaard. Uw gegevens worden in geen geval doorgegeven of doorverkocht aan derden (privacyreglement van het UZA).

U kan ten allen tijde uw gegevens aanpassen of zich uitschrijven; een eenvoudige mail aan info@ufc.be volstaat. U kan zich ook steeds uitschrijven via een link onderaan elke nieuwsbrief.

UFC op Twitter