Logo UFC

  • UFC

    UFC

  • Deskundigen- en wetenschappelijk onderzoek

    Deskundigen- en wetenschappelijk onderzoek

  • Opleidingsmomenten

    Opleidingsmomenten

  • Klinische hulpverlening

    Klinische hulpverlening

  • Onderdeel van de dienst psychiatrie van het Universitair Ziekenhuis Antwerpen

    Onderdeel van de dienst psychiatrie van het Universitair Ziekenhuis Antwerpen

  • 1
  • 2
  • 3
  • 4
  • 5

UFC studiedag: Contextgericht werken met zedenplegers

SCHRIJF JE HIER IN

Inschrijven kan tot en met dinsdag 27 februari 2024. Annuleren nadien is niet meer mogelijk! 

 

UFC ochtendlezing: Beroepsgeheim

SCHRIJF JE HIER IN

Inschrijven kan tot en met maandag 5 juni. Annuleren nadien is niet meer mogelijk! 

 

Op 5 juni 2023 mocht het UFC partners uit verschillende domeinen zoals justitie, hulpverlening en beleidsmakers ontvangen voor een lezing rond het beroepsgeheim. De lezing werd fysiek georganiseerd in het Klooster van Grauwzuster aan de Universiteit Antwerpen.

Onze dagvoorzitter en directeur, prof. dr. Goethals, voorzag het openingswoord. Hij startte met een casus waar duidelijk belicht werd dat beroepsgeheim in de praktijk een hekelpunt kan zijn op vlak van samenwerking, maar ook het algemene begrip rond beroepsgeheim. Verder kondigde hij de gastspreker aan, na een korte toelichting over het onderwerp en het programma van de dag.

Prof. dr. Tim Opgenhaffen is docent in onder meer het gezondheidsrecht aan de Vrije Universiteit Brussel. Hij doceert ook vakken in het sociaal recht aan de Katholieke Universiteit Leuven. Zijn onderzoek bevindt zich op snijvlak van het gezondheidsrecht en het sociaal recht, met in het bijzonder een focus op patiëntenrechten, beroepsgeheim en de organisatie van de gezondheids- en welzijnszorg. Prof. Opgenhaffen is bijgevolg de uitgelezen persoon om deze studievoormiddag inhoudelijk vorm te geven.

Het eerste dagdeel bestond uit een algemene uiteenzetting over het beroepsgeheim en het delen van informatie met andere hulpverleners. Vaak leeft er de misvatting in de praktijk dat informatie overdracht binnen de kaders van het beroepsgeheim onmogelijk is. De spreker bewees het tegendeel en gaf een helder overzicht over situaties waarbij informatie delen met andere hulpverleners wél kan. Enerzijds werden de opties rond het gedeeld en gezamenlijk beroepsgeheim toegelicht, alsook het toepassingsgebied. Waar gedeeld beroepsgeheim geldt in dezelfde hulpverleningscontext met mensen gebonden aan het beroepsgeheim en uitwisseling van noodzakelijke gegevens, handelt gezamenlijk beroepsgeheim onder dezelfde criteria met als bijkomende punten dat het geldt binnen één team en ook kan gaan over nuttige gegevens. Ook de optie toestemming van de cliënt/patiënt werd belicht, waar meteen enkele kritische bedenkingen naar boven kwamen. Bijvoorbeeld het verkrijgen van toestemming in een gedwongen of aanklampende context en instemming krijgen van wilsonbekwame cliënten blijven een valkuil voor de praktijk. Daarom adviseert de expert informatiedoorstroming zo veel als mogelijk via, of in de aanwezigheid van, de cliënt/patiënt. Verder lichtte prof. dr. Opgenhaffen ook de noodtoestand toe, wat ook een mogelijkheid kan bieden om informatie te delen in geval van nood, namelijk als er een identificeerbaar slachtoffer mogelijk in gevaar is. De boodschap die het publiek mee kreeg: In een noodtoestand is niets doen absoluut geen optie, maar iets doen betekent niet noodzakelijk het doorbreken van het beroepsgeheim.

Na een korte pauze ging de lezing verder met het beroepsgeheim en de relatie met justitie. Het tweede deel stond in het teken van de relatie met justitie in vijf vragen. Zo ging het over wat te doen in een acute en ernstige situatie, hoe kan je samenwerken met justitie, wat de grenzen zijn van informatieoverdracht, wat je als hulpverlener kan vertellen tijdens een onderzoek en wat te doen bij ontvluchting van een cliënt. De spreker verduidelijkte onder andere ook de meest voorkomende meldrechten en dat er geen gedeelde finaliteit bestaat binnen de actoren justitie en hulpverlening, en zodanig er in deze specifieke context geen gedeeld beroepsgeheim. Verder onthouden de deelnemers in welke gevallen men de politie kan waarschuwen en hoeveel er mag gedeeld worden.

Het deel omtrent beroepsgeheim en de toepassing ervan bij naasten van cliënten/patiënten kon omwille van de tussentijdse discussies en interactie niet gegeven worden. We hervatten dit deel in een nieuwe studiedag die zich zal richten op ‘contextgericht werken met zedenplegers’.

De lezing werd goed onthaald door het netwerk en kreeg een gemiddelde score van 8/10 van de deelnemers. Het publiek was erg positief over de discussies en knelpunten vanuit de praktijk die aan bod konden komen. Het gaf de mogelijkheid om verschillende partners elkaars grenzen in het delen van informatie te horen, alsook de moeilijkheden die ze er bij ervaren. Verder werd nog als algemene feedback gegeven dat er nog meer tijd mocht voorzien worden voor discussie en nabespreking.

 

Het stigma voorbij: 5 jaar Stop it Now!

0001 s

Meer info?

Download hier het volledige programma

STOP IT NOW BEYOND THE STIGMA programma klein klein

 

Congresverslag

Het stigma voorbij: 5 jaar Stop it Now! 

De voorbije 5 jaar stonden de medewerkers van Stop it Now! Vlaanderen klaar om mensen met bezorgdheden over hun seksuele gevoelens of gedachten naar minderjarigen en hun context te ondersteunen door middel van een laagdrempelige hulplijn die bereikbaar is per telefoon, e-mail en chat. Naar aanleiding van dit jubileum, samen met het dertigjarig bestaan van Stop it Now! VS, het twintigjarig bestaan van Stop it Now! UK en het tienjarig bestaan van Stop it Now! NL organiseerden Stop it Now! Vlaanderen en het Universitair Forensische Centrum (UFC) een feestelijk symposium. Het Stop it Now! netwerk van o.a. hulpverleners, politie, justitie, beleidsmakers, artsen en studenten werd ontvangen op 19 mei 2022 in het Hof van Liere op de Universiteit van Antwerpen.

Minne De Boeck, criminologe bij het UFC, zette deze feestelijke dag in met een terugblik op de verwezenlijkingen van de voorbije 5 jaar Stop it Now!. In 2017 werd een stuurgroep samengesteld met organisaties en partners die specifieke expertise hebben in preventie en de aanpak van seksueel kindermisbruik. Deze stuurgroep kijkt toe op de kwalitatieve en wetenschappelijke inbedding van het Stop it Now! project, dat uitgevoerd wordt door het UFC . De hulplijn zelf wordt bemand door professionals van het behandelcentrum I.T.E.R. en kon de afgelopen 5 jaar in totaal 2048 hulpvragen beantwoorden van mensen die zich zorgen maakten over zichzelf of over iemand in de dichte omgeving. Naast ondersteuning van de doelgroep zette Stop it Now! tevens in op het verlagen van drempels naar de (gespecialiseerde) hulpverlening en op maatschappelijke beeldvorming. Stop it Now! wil de samenleving genuanceerd en correct inlichten over het verschil tussen pedofilie en seksueel kindermisbruik, alsook over het belang van het maken van dit onderscheid. Tot slot werd de focus gelegd op het wegwerken van stigma’s, aangezien deze ervoor zorgen dat bepaalde doelgroepen moeilijk aansluiting vinden bij de samenleving of moeilijk de weg vinden naar hulp. Stop it Now! heeft dit alles steeds gedaan met de bescherming van minderjarigen als hoogste goed.

Na dit startschot werd de kortfilm ‘Painfully Beautiful’ van Yvonne Nouwen getoond. ‘Painfully Beautiful’ bracht ons dichtbij de realiteit van een pedofiele man, zijn ‘onmogelijk’ verlangen en het lijden dat het met zich mee kan brengen. Gebaseerd op een intiem interview van de maakster met een man met pedofiele gevoelens en diens vrouw, toont de film zijn worsteling om geen grenzen te overschrijden en een plekje te vinden in een maatschappij die hem vaak bestempelt als ‘het ultieme monster’.

De kortfilm werd gevolgd door een wetenschappelijke presentatie van Dr. Alexander F. Schmidt die tevens zijn eigen onderzoek kwam toelichten. Uit dit onderzoek kwam naar voor dat er een grote maatschappelijke misconceptie heerst dat alle mensen met een seksuele aantrekking tot kinderen ook effectief daders zijn van kindermisbruik. Meer zelfs, uit onderzoek is gebleken dat mensen met deze gevoelens het meest gestigmatiseerd worden in vergelijking met andere psychologische en psychiatrische aandoeningen. Met zijn onderzoek toonde Schmidt de perceptie van de algemene populatie, alsook van professionals zoals psychotherapeuten, en het perspectief van personen die seksuele gevoelens voor minderjaren ervaren zelf. Hij concludeerde dat stigmatiserende processen ten aanzien van deze doelgroep duidelijk aanwezig zijn, dit een impact heeft op het hulpzoekend gedrag en deze processen eerder een risicoverhogende dan beperkende impact hebben op het plegen van seksueel kindermisbruik. De paradox die hij tevens vaststelt bij hulpverleners is dat de meesten geloven in secundaire preventie, maar daarentegen zelf niet bereid zijn met mensen met een seksuele voorkeur voor minderjarigen aan de slag te gaan. Veelbelovende interventies in dit kader zijn diegene die impact kunnen hebben op de attitudes van professionals en hun bereidheid om hulp te verlenen aan de doelgroep, alsook interventies die bijdragen aan hun behandelcompetenties voor deze groep. Een belangrijke aanbeveling die hij doet is de noodzaak om mensen met een seksuele voorkeur voor minderjarigen zelf te betrekken bij de behandeling van de doelgroep, alsook in het onderzoek ernaar.

De tweede internationale spreker, David Prescott, verschafte vanuit zijn jarenlange praktijkervaring het aanwezige hulpverlenersnetwerk een overzicht van overwegingen die moeten gemaakt worden bij het verstrekken van therapie en hulp aan volwassenen die zich seksueel aangetrokken voelen tot minderjarigen. Deze overwegingen werden door de onderzoeker benaderd vanuit een kader dat steunt op verschillende essentiële pilaren: het verhogen van het welzijn van de cliënt, zelfacceptatie, zelfcompassie en het minimaliseren van risico’s,. Hij legde hierbij de nadruk op de manier waarop een hulpverlener of therapeut zich het best kan openstellen en aanpassen ten opzichte van deze kwetsbare doelgroep zodat de meest veilige en welzijnsbevorderende therapeutische relatie kan ontstaan.

Tijdens de middagpauze werden verschillende videoberichten getoond van andere internationale preventieprojecten die zich richten op de aanpak van seksueel kindermisbruik vanuit (potentieel) daderperspectief. Verschillende onderzoekers, praktijkwerkers en beleidswerkers die reeds zijn betrokken in de internationale aanpak van Stop it Now! feliciteerden Stop it Now! en vertelden welke uitdagingen ze nog zagen in de preventie van seksueel kindermisbruik vanuit daderperspectief.

Daarna volgden een reeks Nederlandstalige gastsprekers. Professor Kasia Uzieblo lichtte hulpzoekend gedrag als dynamisch en complex proces toe en presenteerde onderzoek dat ze samen met het UFC en Stop it Now! uitvoerde naar het hulpzoekend gedrag van mensen met een seksuele voorkeur voor minderjarigen. Hierbij benadrukte ze het stigma, de misvattingen en kwetsbaarheden die mensen met een seksuele voorkeur voor minderjarigen met zich meedragen en de invloed die dit heeft op het hulpzoekend gedrag. Zo kwam in de studie naar voor dat slechts een minderheid hulp heeft gezocht voor de seksuele voorkeur door stigmatisering en negatieve ervaringen met betrekking tot de maatschappelijke visie ten aanzien van de thematiek, alsook veroordelende reacties in de hulpverlening. Wat wel helpend was voor de doelgroep in de zoektocht naar hulp is de maatschappelijke berspreekbaarheid van het thema, de beschikbaarheid van anonieme en laagdrempelige hulp en duidelijke informatie. Voornamelijk formele hulpverlening van professionals lijkt van belang te zijn voor de doelgroep, echter werd hierbij de nadruk gelegd op de houding van hulpverleners ten opzichte van de doelgroep. Een niet veroordelende, open houding die niet enkel kijkt naar de risicoaspecten maar ook –en vooral- naar de andere onderliggende probleemgebieden die deze seksuele voorkeur met zich mee kan brengen, is namelijk cruciaal om het stigma tegen te gaan. Opleiding aan professionals en (maatschappelijke) attitudewijziging lijken bijgevolg essentieel.

In de daaropvolgende presentatie brachten Debby Versteege en Gabriel Levy (pseudoniem), beiden vrijwilligers bij pedofilie.nl, het netwerk meer informatie over de vragen en thema’s waarmee mensen met een seksuele voorkeur ter ondersteuning komen bij de lotgenoten via pedofilie.nl. Debby Versteege vertelde vanuit de praktijkervaring hoe zij aan de slag gaat met de hulpvragen en hoe je hier als therapeut in het algemeen best op reageert. Vervolgens gaf Gabriel Levy, zelf pedofiel, duiding bij de werking en het doel van pedofilie.nl. Deze organisatie zet zich in voor mensen met pedofiele gevoelens, die begrijpen en respecteren dat seksueel contact met kinderen niet kan. Het team vrijwilligers dat achter de anonieme chat staat, bestaat uit mensen die deze gevoelens zelf ervaren en zorgprofessionals. Hierop volgden vele vragen van de aanwezigen waarbij Gabriel Levy duiding gaf.

Nadien werd een concrete Stop it Now! case toegelicht. Wouter Wanzeele, Vincent Lambrecht en Jeroen Heylen kwamen toelichting geven over hoe een casus van de start van een Stop it Now! telefoontje of chat verloopt en hoe dit zich kan ontwikkelen tot een zoektocht naar de juiste langdurige hulpverlening. Ze stelden het gesprek van een concrete voorbeeldcasus voor, hoe ze hiermee omgaan aan de hulplijn en op welke manier iemand kan worden verder geholpen door middel van doorverwijzing naar gespecialiseerde en langdurige hulp in een haalbare regio voor de cliënt. Vooral methodieken van motiverende gespreksvoering via chat werden toegelicht om mensen beter toe te leiden naar de meest gepaste hulp, alsook de aanpak en benadering van Stop it Now! in de doorverwijzing en opvolging van mensen in de verdere hulpverlening werd verduidelijkt.

Als laatste spreker van de dag kwam Ellen Janssen aan het woord. Zij werkt als forensisch psycholoog en teammanager bij Stop it Now! NL en benadrukte dat niet alleen de personen die zelf seksueel misbruik plegen of een pedofiele voorkeur ervaren gestigmatiseerd worden, maar dat hun omgeving hier evenzeer onder lijdt. Niet alleen kampen zij met stigmatisering en psychosociale problemen, ze worden daarnaast ook overspoeld door een zee aan vragen waarmee ze amper bij hulpverlening terecht kunnen. Ellen Janssen benadrukt hierdoor het hiaat in de hulpverlening voor deze doelgroep. Stop it Now! Nederland en De Waag organiseren hiervoor lotgenotengroepen voor naasten van personen die seksueel grensoverschrijdend gedrag ten aanzien van minderjarigen hebben gesteld. Ze lichtte toe hoe ze het aanpakken en hoe mensen die dezelfde ervaring met elkaar delen steun kunnen voelen van elkaar.

Om deze leerrijke dag af te sluiten, waagden Niels Van Paemel (Child Focus), Julia Day (Sensoa), Gorik Kaesemans (Zorgnet Icuro), Kris Vanhoeck (I.T.E.R & Stop it Now!), Yves Goethals (Federale Politie), Philippe Jacobs (Fonds Gerald Futter, Koning Boudewijnstichting) en Ben Kirssen (pseudoniem; pedofilie.nl) zich aan een rondetafelgesprek onder leiding van journalist bij de VRT, Philip Heymans. J. Day stelde dat er vanuit de overheid meer ondersteuning en inbedding moet voorzien worden voor voorzieningen die werken met mensen met een seksuele voorkeur voor minderjarigen en plegers van seksueel grensoverschrijdend gedrag of seksueel misbruik. Er is namelijk al een stigma rond het bespreekbaar maken van gezonde seksualiteit, maar des te meer bij de meer duistere kant ervan. G. Kaesemans ondersteunde dit en betoogde dat de financiering vanuit de overheid een duidelijk structureel kader nodig heeft. Hij vroeg zich echter af waar financiering het evenwicht moet zoeken op de weegschaal van preventie en hulp. B. Kirssen vulde hierbij aan dat voor hem de niet-forensische kaders en organisaties, zoals de lotgenotengroepen bij pedofilie.nl, moeten instaan voor het luisterend oor voor mensen met een seksuele voorkeur voor minderjarigen en Stop it Now! louter voor de preventie van seksueel kindermisbruik. Echter nuanceerde K. Vanhoeck dat het logisch is dat deze twee doelgroepen niet zo maar van elkaar te onderscheiden zijn, en het te artificieel zou zijn moest deze opdeling in hulp worden gemaakt. Hij hoopte dat we in de toekomst dit topic maatschappelijk meer bespreekbaar kunnen maken en dat de stem van directe betrokkenen meer op de voorgrond kan treden, aangezien hier momenteel nog te vaak op wordt ingeboet. De rol van de (potentiële) slachtoffers nam N. Van Paemel dan weer voor zijn rekening. Hij kaartte daarbij aan dat in de laatste 4 jaar tijd, de leeftijd van jongeren met een gsm opmerkelijk is gedaald, concreet van 12 jaar naar 8 jaar oud. Bovendien zorgt social media voor een enorme uitbreiding van beschikbare informatie en potentieel beeldmateriaal voor daders. Helaas krijgen kinderen pas in het eerste middelbaar handvaten toegereikt in kader van seksuele voorlichting en veilig mediagebruik. Bovendien stelde G. Kaesemans dat deze problematiek een politiek draagvlak nodig heeft, maar met de recente politieke verschuivingen het evenwel de vraag is hoe dit er in de toekomst zal uitzien. Het is de politieke plicht volgens Y. Goethals om hierin te investeren. De prioriteit ligt volgens hem immers bij een holistische, geïntegreerde en integrale aanpak van alle betrokkenen, zowel politie, justitie als de hulpverlening. Voorts preken we, volgens G. Kaesemans nog te vaak en te veel voor dezelfde mensen. We moeten volgens hem net op zoek gaan naar de drempels van de groep professionals die stigmatiseert om nadien de juiste kennis over te brengen naar de hulpverleners die nu nog niet eigen zijn met de thematiek. B. Kirssen pleitte dat het bestrijden van dit stigma begint bij de media. Zo sprak hij zelf journalisten aan over titels en koppen die stigmatiserend werken en het probleem zo in stand houden. Door het gebruik van foute terminologie krijgen pedofielen telkens weer de schuld wanneer kindermisbruik zich voordoet, terwijl deze feiten evengoed gepleegd kunnen zijn door personen zonder een seksuele voorkeur voor minderjarigen. Hij geeft wel toe dat de media reeds een evolutie kende: er is al meer ruimte voor nuancering en een correct verhaal, maar benadrukt eveneens dat wij als hulpverlening hierin een verschil kunnen maken. Het was volgens P. Jacobs dan ook fijn dat B. Kirssen en G. Levy als lotgenoten op deze studiedag aanwezig waren. Ook dit kan stigma’s verlagen, aldus P. Jacobs. Een eerste stap voor journalisten is volgens zowel N. Van Paemel als Y. Goethals het gebruik van de juiste terminologie: een persoon met pedofiele gevoelens staat niet gelijk aan iemand die kinderen misbruikt. Maar ook de term ‘kinderpornografie’ lokt impliciete goedkeuring uit. We dienen volgens hen de ernst van kindermisbruik te onderschrijven door te spreken van seksuele misbruikbeelden, en niet van porno. Er ligt dus nog een lange weg voor journalisten met betrekking tot het hanteren van de juiste terminologie. Daarnaast is er ook in de hulpverlening nog een lange weg te gaan: door toegenomen angsten, handelingsverlegenheid en handelingsonzekerheid worden hulpverleners terughoudend om aan de slag te gaan met de doelgroep. Zowel de laagdrempelige hulp als de gespecialiseerde hulp heeft groeimogelijkheden. J. Day pleit ervoor dat zowel huisartsen als de algemene eerstelijnszorg seksualiteit in een gesprek bespreekbaar moeten maken. Dat wil niet zeggen dat alle hulpverleners rond deze specifieke problematiek moeten werken, maar wel is het belangrijk dat ze weten hoe ze moeten reageren en hoe ze laagdrempelig kunnen doorverwijzen. Algemeen besloot K. Vanhoeck dat er goede professionele gespecialiseerde hulp moet zijn, maar dat het begint bij de eerste lijn. Als die weigerachtig staan ten opzichte van het thema, ontwikkelt het probleem zich gewoon verder. ‘Ervan weglopen lost het immers niet op’ en laat dat nu juist de finaliteit zijn van het Stop it Now! project; het thema onder ogen zien en ermee aan de slag gaan. Dit niet alleen in functie van de veiligheid van de samenleving en van kinderen, maar ook voor de ondersteuning van deze doelgroepen die vaak sterke stigma’s ervaren.

Het feestelijk symposium werd afgesloten met een receptie waar het netwerk kon samenkomen. Het symposium werd naderhand zeer goed geëvalueerd, met een gemiddelde score van 8,5 op 10.

Inschrijven nieuwsbrief

Uitschrijven nieuwsbrief?

Uw persoonlijke gegevens worden zorgvuldig bewaard. Uw gegevens worden in geen geval doorgegeven of doorverkocht aan derden (privacyreglement van het UZA).

U kan ten allen tijde uw gegevens aanpassen of zich uitschrijven; een eenvoudige mail aan info@ufc.be volstaat. U kan zich ook steeds uitschrijven via een link onderaan elke nieuwsbrief.

UFC op Twitter