Logo UFC

  • UFC

    UFC

  • Deskundigen- en wetenschappelijk onderzoek

    Deskundigen- en wetenschappelijk onderzoek

  • Opleidingsmomenten

    Opleidingsmomenten

  • Klinische hulpverlening

    Klinische hulpverlening

  • Onderdeel van de dienst psychiatrie van het Universitair Ziekenhuis Antwerpen

    Onderdeel van de dienst psychiatrie van het Universitair Ziekenhuis Antwerpen

  • 1
  • 2
  • 3
  • 4
  • 5

UFC Webinar & online workshop: Herstelgericht werken met zedenplegers

Een verslag van de webinar

 

Dit jaar stond de online UFC-studiedag in het teken van herstelgericht werken met zedenplegers. De webinar bestond uit twee dagen waarbij we op 7 december talrijke sprekers mochten ontvangen, die actief zijn binnen het werkveld. Daarnaast vond op 8 december de online workshop van ‘Kindreflex’ plaats. Liv Leeman van het VECK, Vlaams expertisecentrum kindermishandeling, dompelde de deelnemers onder in deze methodiek. De UFC-criminologe Minne De Boeck verwelkomde de gastsprekers en deelnemers. Na een korte toelichting over het onderwerp en het programma, kondigde ze de eerste gastspreker aan.

De eerste internationale spreker Alissa Ackerman, hoofddocent strafrecht aan de California State University, begint haar presentatie met haar persoonlijk verhaal als overlever van verkrachting. Ze integreert haar ervaring als overlever met haar expertise als onderzoeker van seksuele misdrijven. Haar persoonlijk herstel startte door het deelnemen aan behandelgroepen met daders. Alissa Ackerman vertelde dat het bevrijdend was om dit te doen als persoon en niet als dr. Ackerman. Deze ervaringen gebruikte ze om het proces van plaatsvervangend herstelgericht werken, wat betekent herstelgericht werken met daders en slachtoffers die geen verband houden met elkaar, overal ter wereld bekend te maken. Verder schetste ze het proces waarbij alles draait rond het opbouwen van respect en vertrouwen tussen daders en slachtoffers. In de literatuur bestaat discussie rond de definiëring wat betrekt onderzoek naar herstelrecht. Het is namelijk moeilijk te standaardiseren, bijgevolg richten studies zich voornamelijk op het meten naar de voldoening die deelnemers halen uit het proces. Zo blijkt dat personen die deelnemen aan zo’n proces beter kunnen omgaan met trauma en stress. Bovendien zijn er dalingen waar te nemen in angsten en PTSS. Algemeen gesteld wordt dit programma rechtvaardiger en meer tevreden onthaald dan het traditionele juridische proces. Echter, wanneer slachtoffers voelen dat de verontschuldigingen niet authentiek aanvoel, kan dit een negatieve impact hebben op proces van het slachtoffer. Wat betreft daders wijst onderzoek uit dat zij minder moeite hebben met het naleven van sancties en bovendien daalt recidive bij zowel volwassenen als jongeren. Op die manier zijn ze beter in staat beter te communiceren en zich krachtig te voelen. Vervolgens vertelt ze over het herstelrecht model dat zij mee heeft ontwikkeld. Ze benadrukt dat hier veel aandacht wordt geschonken aan het schuldinzicht van de dader. Deze moet namelijk zijn schuld erkennen en de gevolgen ervan inzien. Deze fase kan een lange tijd aanslepen, omdat het een grote impact heeft op de slachtoffers. Verder screent het model ook op toelatingsvoorwaarden zoals geen druggebruik, geen zaken met extreem geweld, geen zaken met partnergeweld waarin een seksueel geweldscomponent zit. Op dat moment starten de hulpverleners het proces en doorlopen ze de fases tot iemand beschikbaar is om een gesprek aan te gaan. Tenslotte eindigt het proces met reflecteren over wat wel en wat niet werkte gedurende het proces. Alissa Ackerman eindigde haar presentatie met de conclusie dat dit proces bijzonder kostenefficiënt is en plaatsvervangend herstelgericht werken datgene is wat mensen die schade hebben geleden samenbrengt met personen die de schade hebben aangericht, zonder elkaar te kennen.

Nadien volgde de tweede internationale gastspreker Vince Mercer, die baanbrekend werk heeft verricht met The AIM-Project. Het project werd in 2020 gelanceerd om onder andere herstelgericht te werken met minderjarige zedenplegers. De focus van zijn presentatie lag veelal op hoe we daders en slachtoffers kunnen helpen in plaats van ‘het waarom’ van de feiten. Het project werkt volgens 7 basiselementen: gestructureerde assessments, een geïnformeerde en gestructureerde voorbereiding, het toepassen van een multi methode techniek, theoretische grondslag, gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek, bewustwording omtrent en trauma en voldoen aan de best practices. Verder zette hij de theoretische raamwerken en de principes van herstelrecht extra in de verf. Schaamte blijkt een belangrijke factor te zijn, die kan leiden tot de onderdrukking van het empathisch vermogen naar slachtoffers toe. Bovendien vormt het ook een belangrijk remmingsmechanisme voor jonge mensen om deel te nemen aan therapie rond schadelijk seksueel gedrag. Ook hier zijn enkele basisprincipes nodig om herstelgericht te kunnen werken. Denk bijvoorbeeld aan toegankelijkheid, veiligheid, vrijwilligheid, onpartijdigheid, etc. Daarnaast toonde het model dat gebruikt wordt voor de assessment factoren. Het schema bestaat uit 5 domeinen: het gedrag, het slachtoffer, de ouders en zorgdragers, de rest van de omgeving en het bredere professionele netwerk. Bovendien benadrukte Vince Mercer dat ze binnen het project gekozen hebben om de plegers niet op die manier te benoemen, maar eerder als ‘young people that did harmful sexual behaviour’. Hij meende dat dit benadrukt wie schade toebracht en aan wie de schade toekomt. Op die manier wordt het herstelproces reeds in overweging genomen. Verder besprak hij nog de noden van de slachtoffers binnen het herstelproces, zo is het belangrijk een gevoel van veiligheid voor zichzelf en anderen te creëren. De presentatie eindigde met een video van een slachtoffer dat haar proces vertelt en hoe belangrijk ze het vindt om een stem te hebben hierin en hiermee veiligheid kan creëren.

In de namiddag mochten we Nederlandstalige gastsprekers ontvangen die de namiddag vulden met interessante projecten in het werkveld. Hilde Vanlommel, slachtoffer-bemiddelaar bij Moderator Forum voor herstelrecht en bemiddeling, mocht de spits afbijten. Ze gaf mee vorm aan de gespreksgroep ‘Samenspraak’ rond seksueel grensoverschrijdend gedrag en begeleidde zelf één dialooggroep in de gevangenis. ‘Samenspraak’ had het doel om daders en slachtoffers die geen bemiddeling wensen, toch tegemoet te komen in hun herstel. Op die manier ontstond het idee van dialooggroepen, waar daders, slachtoffers en burgers aan kunnen deelnemen. Het idee werd uitgerold in een het project ‘Achter de Spiegel’ waar daders en slachtoffer van verschillende misdrijven praatten over hun ervaringen. Dit initiatief werd goed onthaald, maar de context van de daders en slachtoffers dienden ook in rekening te worden gebracht. Zo ontstonden dialooggroepen voor seksueel grensoverschrijdend gedrag. Elke groep bestaat uit plegers, slachtoffers en burgers die samen een gesprek voeren over dader-slachtofferschap, emoties, herstel en verantwoordelijkheid. De organisatoren ondervonden dat de deelnemers voldoende raakvlakken hadden, ondanks het feit dat ze elkaar niet kenden. Daarnaast was er een grote vrijheid om te spreken en werd opnieuw de nood bij de context bevestigd. De deelnemers ervaarden het als helend, een gedeeld gevoel van gedragenheid en acceptatie. Daarnaast gaven de deelnemers aan dat de aanwezigheid van burgers hen voorbereidde op hun terugkeer in de samenleving. Tot slot gaf Hilde Vanlommel mee dat ze in de toekomst ook experimenteren met groepen van daders en slachtoffers rond niet-gerelateerde bemiddelingen.

Vervolgens bracht Evert Kampert, herstelconsulent in drie gevangenisinrichtingen, het Project ‘Puinruimen’. Dit is een groepstraining waar aan de hand van verschillende thema’s ingegaan wordt op de gevolgen van de delicten, het slachtofferschap en het eigen gedrag. Gedetineerden dienen vrijwillig deel te nemen aan het project en ontvangen op het einde een certificaat. In totaal organiseert het project 8 à 10 bijeenkomsten, waar telkens een nieuw onderwerp wordt aangekaart en een nieuwe gastspreker zijn verhaal doet. Naarmate de deelnemers evolueren in het proces, nemen de bijeenkomsten toe op vlak van reflectie en inzicht. Evert Kampert beschreef dat dit project positieve effecten heeft op de gedetineerde. Zo krijgen ze meer inzicht in zichzelf, verwerken ze op een positieve manier schuld en schaamte en bereiken ze hernieuwde toekomstplannen.

De derde gastspreker Louis Wauters, daderhulpverlener voor CAW Antwerpen en cirkelcoördinator voor COSA, gaf meer uitleg over het COSA-project. Het is een re-integratieproject voor veroordeelde zedenplegers, dat altijd parallel verloopt met therapie. Het project bestaat uit een cirkel met vrijwilligers, beroepskrachten, de cirkelcoördinator en het kernlid. Het project stelt enkele randvoorwaarden op om deel te nemen. Zo is het een vrijwillig engagement van 18 tot 24 maanden, het risicoprofiel moet matig tot hoog zijn en het moet werkbaar zijn met betrekking tot taal, verslaving en psychiatrische voorgrond. Verder vertrekt het herstelgericht werken vanuit een driehoek, waarbij drie componenten, dader, slachtoffer en maatschappij, actief hun bijdrage leveren aan elkaar. COSA werkt vooral in op de band tussen dader en maatschappij en draagt op deze manier ook bij aan herstel. Uit onderzoek dat COSA een recidivebeperking van 71% tot 100% oplevert. Tot slot, toont onderzoek ook dat het een kostenefficiënte werkwijze is.

Daarna brachten Liv Leeman, coördinator van ‘Kindereflex’ en maatschappelijk werker, en Tim Stroobants, Directeur Vlaams Expertisecentrum kindermishandeling en psycholoog, het verhaal van de ‘Kindreflex’. De essentie van deze methodiek bestaat erin dat we als professionals de kinderen zien in elk verhaal. De ‘Kindreflex’ heeft een brede scope en streeft twee doelstellingen na. Ten eerste wil het hulpverleners stimuleren om met volwassen cliënten een positief gesprek te voeren over ouderschap. Ten tweede wil het de hulpverleners helpen om verontrustende gezinssituaties te detecteren en waar nodig de veiligheid zo snel mogelijk te herstellen. De sprekers vertelden dat het relevant is in het kader van het Kinderrechtenverdrag, immers blijkt uit internationaal onderzoek dat ongeveer 15% minderjarigen opgroeit in risicovolle situaties.

De online studiedag werd afgesloten door de laatste gastspreker Bart Weustenraad, teamcoördinator in het Vertrouwenscentrum Kindermishandeling (VK) Antwerpen en Systeem Psychotherapeut. Het VK werkt zowel met daders als slachtoffers, waarbij het samenwerken maakt dat er nog meer kan gebeuren in de gezinnen. Het belang van het kind wordt vooropgesteld met focus op de veiligheid, het bevorderen van de ontwikkelingskansen en herstelgericht werken. De aanpak binnen het VK bestaat uit drie belangrijke bouwstenen: veiligheid in de brede zin, samenwerking en verantwoordelijkheid en trauma responsief werken met het gezin. Daarnaast bestaat de herstelgerichte methodiek uit drie fase. Een voorbereidende fase waarin een brief wordt geschreven en dit vormt ook de basis van de verdere begeleiding. Vervolgens maken zowel de plegers als het slachtoffer drie tekeningen die gaan over de periode rond het misbruik, de onthulling en vandaag de dag. In de laatste fase brengen ze de pleger en het slachtoffer samen om hun tekeningen en brief te bespreken. Bart Weustenraad visualiseerde deze drie fasen door een casus te gebruiken die hijzelf begeleid heeft. Tot slot, eindigt de spreker zijn presentatie met het citaat: ‘Een schip moet maar een paar graden van koers veranderen en je komt in een andere haven.’

 

 

 

 

Voorblad UFClogo

2

3

Pagina onlineworkshop

Download de volledige brochure

 

SCHRIJF HIER IN!

 

 

UFC Webinar: Vlaggensysteem voor volwassenen: toepassing bij seksuele daders

 Verslag webinar

Op 28 september 2021 mocht het UFC talrijke geïnteresseerden vanuit verschillende domeinen in het netwerk verwelkomen op de online studiedag rond het Vlaggensysteem voor Volwassenen van Sensoa: een toepassing bij seksuele daders. Gezien de omstandigheden werd gekozen om de webinar online te laten doorgaan via het platform Zoom. Het openingswoord werd verzorgd door UFC-criminologe Minne De Boeck, die na een korte toelichting van het onderwerp en het programma, de eerste spreker aankondigde.

Erika Frans, Expert Seksueel Grensoverschrijdend Gedrag Sensoa en ‘geestelijke moeder’ van het vlaggensysteem, dompelde het publiek onder in de wereld van de methodiek van het vlaggensysteem. Zij lichtte toe dat het vlaggensysteem reeds 10 jaar geleden werd ontwikkeld voor het bespreekbaar maken van seksualiteit en grenzen met jongeren. Het netwerk gaf echter aan dat de nood hoog was voor een vlaggensysteem voor volwassenen. Dit werd gedurende vier jaren verder uitgerold, waarbij het UFC de ontwikkeling ondersteunde. In juni 2021 ging de lancering van het Vlaggensysteem voor Volwassenen van start met een workshop omtrent de toepassingen ervan. De doelgroep is gericht op professionals, die werkzaam zijn in verscheidene domeinen van de samenleving. Het systeem brengt nuances om te overleggen met collega’s en cliënten/patiënten. Ook helpt het slachoffers evenals plegers inzichten te verwerven in seksueel grensoverschrijdend gedrag. Daarnaast kan de methodiek het preventie- en breder seksualiteitsbeleid bevorderen. De methodiek draagt eraan bij dat volwassenen seksuele ervaringen bespreekbaar maken, verschil in perspectieven ervaren en reflecteren over gezonde seksuele relaties. Dit gebeurt aan de hand van situatietekeningen met verschillende scenario’s vanuit zowel het perspectief van de professional, als die van de cliënt. Het systeem reikt 6 criteria aan om een goede inschatting te kunnen maken wanneer, en in welke mate, het gedrag grensoverschrijdend is. Daarnaast is een reactiewijzer, in de vorm van een agogisch kader, ter beschikking. Dit toont in een aantal stappen wat de beste reactie is op een situatie waarmee een volwassene wordt geconfronteerd. Erika Frans’ voorstelling was een betoog om het vlaggensysteem te gebruiken als praatplaten om de taal onder de knie te krijgen en bijgevolg eigen voorbeelden bespreekbaar te maken. Ze meent ook dat het bijzonder nuttig is als oefenmateriaal op beleidsniveau om tot een gedeelde taal en visie te komen.

Nadien volgde een specifieke toepassing bij seksuele daders met oefeningen in break-out rooms. Dit onderdeel werd verzorgd door Minne De Boeck, criminologe UFC en Kasia Uzieblo, forensisch psychologe werkzaam bij De Forensische Zorgspecialisten (NL) en VUB. De toepassing heeft als doel het werkveld te motiveren om met het vlaggensysteem aan de slag te gaan in de praktijk. Als inleiding werd een kort kader gegeven wat specifiek is aan seksuele daders en wat professionals ervaren in de praktijk wanneer ze werken met deze doelgroep. Voor deze toepassing zijn verschillende specifieke situatiekaarten gekozen uit het vlaggensysteem voor volwassenen, die in de praktijk van het werken met zedenplegers nuttig kunnen zijn. In dit onderdeel van de webinar lag de focus hoofdzakelijk op de methodiek van het vlaggensysteem. De deelnemers werden onderverdeeld in break-out rooms om zelf twee casussen te beoordelen. Vervolgens werden de casussen in plenaire sessie besproken, waarbij interessante discussies ontstonden omtrent de interpretatie van de criteria in de gegeven situatie. Tot slot, gaf het ook inzicht in hoe iedere persoon een andere inschatting maakte en werden de deelnemers zich bewust van hun eigen referentiekader.

In het laatste deel van de webinar stelden Tineke Dilliën, forensisch psychologe en gedragstherapeut, en Liesbeth Merckx, klinisch psychologe een toepassing van het vlaggensysteem voor volwassenen op een specifieke casus in het UFC voor. Het doel is om te laten zien hoe het systeem werd toegepast bij een patiënt binnen het behandelcentrum. Ze trachtten zicht op de attitudes en normen te verwerven van de cliënt/patiënt en vervolgens te nuanceren door het schetsen van een normatief kader. De gekozen methodiek ging als volgt: om de cliënt/patiënt enkele situaties te laten beoordelen maakten ze gebruik van een continuüm in de plaats van kleuren vlaggen, omdat ze dieper wilden ingaan op de criteria achter het vlaggensysteem. Dit gebeurde enerzijds door algemene situaties voor te leggen om vervolgens de criteria toe te lichten. Anderzijds namen ze situaties uit het leven van de cliënt om de atittudes in kaart brengen. De presentatie werd aangevuld met geluidsfragmenten van de desbetreffende patiënt, wat positief onthaald werd door de deelnemers.
 
Tot slot, bleek uit het vragenrondje dat de presentaties een aantal prangende vragen ontketenden bij de deelnemers. De studiedag werd dan ook beëindigd met een interessante discussie en een warme oproep om het vlaggensysteem voor volwassenen meer toe te passen in de praktijk waarin gewerkt wordt met seksuele daders. De praktijkervaringen zijn op heden immers nog altijd beperkt.
 
De studiedag werd goed onthaald door het netwerk en kreeg een gemiddelde score van 8/10 van de deelnemers. Het publiek was erg positief over de oefeningen in break-out rooms met focus op de specifieke doelgroep en de praktische toepassing op de casus. Verder werd nog als algemene feedback gegeven dat er nog meer specifieke toepassingen op seksuele daders mochten zijn.
 
 
 
 

 

 UFC WEBINAR

logo UFC 2014 neg 

Sensoa

 

Vlaggensysteem voor volwassenen: toepassing bij seksuele daders
 
 

Het bekende vlaggensysteem van Sensoa dat handelt over seksueel grensoverschrijdend gedrag bij kinderen en jongeren, kent nu ook een editie voor volwassenen. Het concept is een herziene versie van het concept Vlaggensysteem voor begeleiders die werken met kinderen en jongeren (Frans & Franck, 2010). In de versie voor volwassen neemt Sensoa de professional die zorgt voor het welzijn van volwassenen als focus.

Tijdens deze webinar maak je kennis met de werkwijze en context van het vlaggensysteem voor volwassenen met afwijkend seksueel gedrag. Oefensituaties en break out sessies bieden je de uitgelezen kans deze kennis toe te passen op specifieke casussen. 

Voor wie? 

Je bent als professional mee verantwoordelijk voor de veiligheid en de ruimte die collega’s en cliënten nodig hebben om seksueel gezond te kunnen functioneren. Niet in elke setting houdt dit hetzelfde in, en er zijn grote verschillen in specifieke taken en verantwoordelijkheden. Elke medewerker met in zijn takenpakket ‘zorg voor het welzijn van medewerkers of cliënten’, kan aan deze methodiek iets hebben. In deze specifieke webinar passen we de methodiek specifiek toe op seksuele daders.

Waarom?

Seksuele gezondheid en integriteit is een complex onderwerp, professionals die werken met seksuele daders worden extra uitgedaagd om dit vorm te geven in een diverse en veranderende samenleving. Dit kunnen ze alleen doen als ze met elkaar in gesprek gaan en blijven, en zoeken naar maximale aansluiting op de behoefte aan respect, veiligheid, innigheid en persoonlijke ontwikkeling. Daar kan deze methodiek bij helpen.

Wat?

Het Vlaggensysteem biedt medewerkers én gebruikers neutrale en objectieve handvatten om seksueel gedrag goed in te schatten, het bespreekbaar te maken en om gepast te reageren. Op die manier draagt het bij aan het stimuleren van gezond seksueel gedrag en het voorkomen en terugdringen van seksueel grensoverschrijdend gedrag.

Doelstellingen?

De bedoeling van het Vlaggensysteem is dat de methodiek helpt om

het seksueel (grensoverschrijdend) gedrag genuanceerd in te schatten;

de communicatie tussen alle partijen te faciliteren;

een adequate respons te voorzien op seksueel grensoverschrijdend gedrag.

Afbeelding1

Programma

13u-14u:

Kennismaking met het nieuwe vlaggensysteem voor volwassenen: criteria en reactiewijzer – Erika Frans, Sensoa

14u-14u10:

Pauze

14u10-15u30:

Het vlaggensysteem voor volwassenen: specifieke toepassing bij seksuele daders met oefeningen in breakout rooms – Minne De Boeck, UFC & Kasia Uzieblo, VUB & Forensische zorgspecialisten

15u30-15u40: pauze

15u40-16u:

Toepassing vlaggensysteem op specifieke casus in het UFC – Tineke Dilliën, UFC

16u-16u30:

Vragen uit het publiek & toepassing vlaggensysteem op beleidsissues – Erika Frans, Sensoa, en andere experten

 VlaggensysteemLogo

NL-ATSA studiedag: gezonde seksualiteit bij zedenplegers

NL-ATSA studiedag: gezonde seksualiteit bij zedenplegers

 

NL-ATSA organiseerde op 01/06/2021 een studiedag over gezonde seksualiteit bij zedenplegers.

 

UFC webinar: behandeling van seksueel afwijkend gedrag

Op 24/11/2020 heeft de UFC online webinar omtrent de behandeling van seksueel afwijkend gedrag plaatsgevonden. Lees hier het verslag

De online UFC-studiedag stond dit jaar in het teken van ‘de behandeling van seksueel afwijkend gedrag’, naar aanleiding van het recent gepubliceerde UFC-handboek. Een kort openingswoord werd gegeven door dhr. Svacina, verantwoordelijke van de uitgeverij Gompel en Svacina. Hierna ging de studiedag officieel van start waarbij de criminologe van het UFC, Minne De Boeck, een inleiding bracht omtrent de inhoud en evolutie van het samenwerkingsakkoord voor de begeleiding en behandeling van seksuele daders.
Als eerste spreker kwam Prof. Liesbet Stevens aan het woord. Ze is doctor in het seksueel strafrecht (KU Leuven) en adjunct-directeur van het Instituut voor de Gelijkheid van Vrouwen en Mannen. Prof. Stevens lichtte de meest recente ontwikkelingen in het seksueel strafrecht toe, zo genieten voyeurisme en grooming recentelijk een aparte strafbaarstelling. Verder kwamen ook beelden van seksueel kindermisbruik aan bod en werd de discussie uit het handboek omtrent het gebruik van sekspoppen verder uiteengezet; juridische, ethische en therapeutische overwegingen werden daarbij in overweging genomen. Incest, seksisme en stalking maakten ook enkele recente ontwikkelingen door. Voor incest valt men in het nieuw seksueel strafrecht terug op algemene wetten waardoor seksuele betrekkingen met wederzijdse toestemming boven de leeftijd van zestien jaar niet meer strafbaar zijn wanneer ze tussen familieleden gebeuren. Seksisme is daarentegen wel strafbaar maar is evenwel niet opgenomen in het huidige seksuele strafrecht. Stalking is sinds 2016 in het huidige seksueel strafrecht geen klachtmisdrijf meer, waarbij kort werd verwezen naar zaak Bart de Pauw. Tot slot werd er gesproken over verkrachting: wanneer het om verkrachting gaat, is er sprake van een niet-limitatieve lijst van geweld, waardoor het parket ook nog op niet-vernoemde manieren kan proberen bewijzen dat het slachtoffer geen toestemming heeft gegeven voor de seksuele betrekkingen. Dit geldt niet voor aanranding van de eerbaarheid. Prof. Stevens concludeert dat we de strijd tegen seksueel grensoverschrijdend gedrag verder moeten opvoeren. In de praktijk merkt zij dat er geregeld achter de feiten aan gelopen wordt. Aan de hand van het nieuwe strafwetboek in combinatie met het prioriterende beleid van de nieuwe regering betreffende seksueel grensoverschrijdend gedrag, kan besloten worden dat het alvast de juiste richting uitgaat, aldus Prof. Stevens.
Nadien volgde Prof. dr. Kris Goethals, psychiater en directeur van het UFC. In deze sessie werd het publiek geïnformeerd over de rol van hormonen en medicamenteuze behandeling bij seksueel grensoverschrijdend gedrag. Prof. Goethals stelde dat meer kennis omtrent dit topic wenselijk is bij professionals en startte vervolgens bij het overlopen van de verschillende functies die gereguleerd worden door mannelijke geslachtshormonen. Omtrent de vrouwelijke variant kan weinig geconcludeerd worden door het gebrek aan wetenschappelijke kennis. Vervolgens werden ook enkele voor de hand liggende stellingen ontkracht betreffende mannelijke geslachtshormonen. Zo staat de testosteronspiegel bij mannen bijvoorbeeld niet gelijk aan de intensiteit van de seksuele drift, bijgevolg is er bij hyperseksualiteit niet noodzakelijk sprake van abnormale testosteronspiegels. Aan de hand van vijf niveaus met bijhorende casussen maakte Prof. Goethals het topic meer praktijkgericht. Hij besprak (medicamenteuze) behandelmogelijkheden van een gevarieerde groep van daders, gaande van exhibitionisten met een lage kans op het plegen van hands-on feiten, tot zwaardere gevallen die vandaag de dag te gevaarlijk zijn om vrij te laten in de maatschappij. Tot slot werden de contra-indicaties van medicamenteuze behandelingen overlopen. Om af te sluiten haalde professor Goethals aan dat hormonale of medicamenteuze behandeling vaak een ‘drangmaatregel’ is. Zelfs al tekent een patiënt gewillig de verplichte ‘Informed Consent’, echt vrij om te beslissen is de patiënt niet, wetende dat hij enkel kan kiezen tussen behandeling of teruggaan naar de gevangenis.
De laatste lezing van de voormiddag werd voorgebracht door Prof. Freya Van Der Laenen en Prof. dr. Paul Cosyns. Deze ging over het beroepsgeheim en ethische kwesties bij de behandeling van seksueel afwijkend gedrag. De presentatie werd opgesteld op basis van de vele vragen die professor Van Der Laenen mocht ontvangen alvorens de webinar begon. Spreekrecht en spreekplicht werden bijgevolg tegen elkaar afgewogen en ook de noodtoestand werd verduidelijkt in de presentatie. Prof. Van Der Laenen maakte duidelijk dat het in geval van de noodtoestand gaat om een ernstig en actueel probleem, waarbij het beroepsgeheim kan geschonden worden. Het betreft een actueel gevaar en niet iets dat pas gevaarlijk kan zijn in de verre toekomst, wat voor vele deelnemers voordien onduidelijk bleek te zijn. Verder werd ingegaan op ‘drangmaatregelen’, wat eerder bij Prof. Goethals aan bod kwam. Patiënten mogen niet tegen hun wil behandeld worden, al is er in de forensische zorg sprake van genegotieerde toestemming aangezien er sprake is van behandeling in een opgelegde juridische context. Prof. Van Der Laenen hamerde verder op een uniform beleid binnen elke instantie, bijvoorbeeld: wat voor informatie wordt er al dan niet (intern) gedeeld en met wie? De prestatieverbintenis, zoals gebruikt wordt bij de behandeling van daders van seksueel afwijkend gedrag, vormt daarbij een goed praktijkvoorbeeld. Op deze manier kan een gelijke aanpak en behandeling van seksuele delinquenten beter verzekerd worden.
De namiddag werd vormgegeven door verschillende verdiepingssessies, elke deelnemer kon één verdiepingssessie bijwonen. Hieronder vindt u een kort inhoudelijk verslag van elke sessie.

Sessie 1: Vrouwelijke zedenplegers door Vivienne de Vogel.
Seksueel geweld door vrouwen, het blijkt een zeldzaam fenomeen. De officiële prevalentie bedraagt 4 tot 5%. Het kan natuurlijk gaan om een onderschatting, gezien de discrepantie tussen de officiële statistieken en zelfrapportage bij slachtoffers. In geval van het laatste zou er een waarnemingstoename zijn van bijna 10%. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat seksueel geweld door vrouwen minder zichtbaar is omwille van stereotypen en de veelvoorkomende mythe van de verzorgende moeder. Geweld door vrouwen is eveneens van een andere aard: minder zichtbaar, de uiting is vaak minder seksueel van aard maar eerder verbaal of psychisch, en de motieven bevatten veelal een sterke emotionele component. Bijkomend worden vaak psychische problemen vastgesteld bij vrouwelijke zedendelinquenten maar zelden parafilieën. Met deze onderliggende psychische problemen wordt veelal rekening gehouden waardoor er sprake zou zijn van mildere straffen voor vrouwelijke daders. Ondanks wat al geweten is, heerst een nood aan meer kennisvergaring omtrent vrouwelijk zedenplegers omwille van diverse redenen: stijging in het aantal opnames; intergenerationele transfer; slachtoffererkenning etc. Mevr. de Vogel gidste hierbij het publiek doorheen haar onderzoek waarbij ze de dossiers van 275 mannelijke en 280 vrouwelijke delinquenten bestudeerde. 10 van de 280 vrouwen pleegden een zedendelict. Binnen dit onderzoek kon zij besluiten dat maar in 0.3% van de feiten gepleegd door vrouwen een effectief seksueel motief speelde. In alle 10 de gevallen was er sprake van een (veelal mannelijke) mededader. Het merendeel onder hen had te kampen met een trauma en/of een complexe psychologische problematiek. Naast het beperkte onderzoek, is ook omtrent behandeling en risicotaxatie tot nu toe nog maar weinig theorievorming gebeurd. De voornaamste bron van informatie op heden is de Lucy Faithfull Foundation en de AFFSA (Assessment Framework for Female Sexual Abusers). Dit framework tracht domeinen aan te reiken waarrond behandeling bij vrouwelijke zedendelinquenten zich het best kan situeren. Veelal ligt de focus op het vergroten van (financiële) zelfstandigheid en zelfvertrouwen, het verbeteren van emotieregulatie, traumabehandeling, coping en relaties. Op basis van risicotaxatie is merkbaar dat de bestaande risicotaxatie-instrumenten veelal de risico’s onderschatten en onderzoek naar voorspellers van zedenrecidive bij vrouwen uitblijft. Om af te sluiten werd de casus van Marit voorgedragen, ter illustratie van de gegeven informatie.

Sessie 2: Plegers met een verstandelijke beperking door Elke Doms, Ellen Baten & Jill De Ridder.
Als psychotherapeut zijn bepaalde uitdagingen verbonden aan het werken met zedendelinquenten met een verstandelijke beperking. Jill De Ridder, Elke Doms en Ellen Baten van CGG Kempen spitsten zich toe op deze uitdagingen. Om te beginnen vinden ze de definiëring van de doelgroep belangrijk. Momenteel kijkt de DSM 5 naar het IQ en het aanpassingsvermogen van individuen met betrekking tot het conceptuele, sociale en praktische domein. Daarnaast kent deze doelgroep ook enkele kwetsbaarheden waar therapeuten rekening mee dienen te houden. Hier gaat het onder andere over leer- en denkproblemen, communicatieve problemen, etc. Daarnaast kennen verstandelijk beperkte plegers vaak een externe locus of control of beschikken ze over onvoldoende kennis over seksualiteit. Het delict schuilt zich dus dikwijls in een ontwikkelingsachterstand en vindt niet enkel plaats vanuit een afwijkende seksuele voorkeur. Hierdoor kunnen denkfouten of ontkenning de kop op steken. Omwille van de verstandelijke beperking, is het steeds belangrijk om te kijken naar de sociaal emotionele ontwikkeling van de delinquenten. “Het gras begint niet sneller te groeien wanneer je er aan trekt”, waarmee mevr. Doms doelt op het feit dat je cliënten best niet ‘pusht’ om naar een volgende fase in hun sociaal emotionele ontwikkeling over te gaan. Als therapeut geef je hen beter de ruimte om te groeien.
Mevr. De Ridder ging hierna verder in op “what works”. Doordat de begeleidingsweg grotendeels hetzelfde is, worden ook hier de klassieke modellen gebruikt zoals het Good Lives Model en het Risk-Need-Responisvity (RNR) model. Daarnaast bestaan ook specifieke modellen voor individuen met een beperking zoals het “old me – new me” model van Haaven. Deze doelgroep kent eveneens dezelfde statische en dynamische risicofactoren in hun behandelplan. De therapeut dient echter op zoek te gaan naar aangepaste behandelmethodes en – strategieën, conform het responsiviteitsprincipe in het RNR model. Daarnaast wordt de taal het best aangepast door geen vaktermen te gebruiken. De sprekers waarschuwden hierbij wel om niet te vervallen in kinderlijke taal en specifieerden de verschillende methodieken die hierbij gehanteerd kunnen worden. De verdiepingssessie rond plegers met een verstandelijke beperking werd afgesloten met de conclusie dat deze doelgroep specifieke aandacht, veel geduld en creativiteit vraagt van de therapeut. Durf dus buiten de lijntjes te kleuren maar zorg in eerste instantie ook voor jezelf.

Sessie 3: Autisme en seksueel grensoverschrijdend gedrag door Alex Rutten.
Dr. Alexa Rutten spitste zich in haar verdiepingsessie toe op de behandeling van jongeren met ASS. Zij is werkzaam aan de universiteit van Tilburg, het GGzE, het Centrum Kinder & Jeugdpsychiatrie te Eindhoven en de Kliniek en polikliniek voor forensische jeugdpsychiatrie ‘Catamaran’. Dr. Rutten ging van start met enkele casussen. Aan de hand van deze cassussen overliep ze de kenmerken van ASS, betreffende tekorten in sociale communicatie/interactie en beperkte, repetitieve gedragspatronen, interesses of activiteiten. Dr. Rutten ging daarbij dieper in op de wisselwerking tussen autisme en seksualiteit enerzijds en autisme en grensoverschrijdend gedrag anderzijds. Aan de hand van een niet-limitatieve lijst van ‘symptomen’ die mogelijks leiden tot grensoverschrijdend gedrag, maakte dr. Rutten duidelijk dat bepaalde kenmerken van autisme mee aan de oorzaak kunnen liggen van grensoverschrijdend gedrag. De focus van de verdiepingssessie verschoof verder naar positieve en beschermende factoren van autisme. Personen met ASS zijn veelal bewust van wat is toegestaan en hebben sterk de neiging zich aan deze regels te houden en zich conformerend op te stellen. Verder werden een aantal aandachtspunten opgesomd die van belang zijn bij behandeling en begeleiding van deze specifieke doelgroep, gaande van voorspelbaarheid, duidelijkheid en communicatie tot prikkelgevoeligheid en aandacht. Wat betreft de mogelijkheden in verband met behandeling zijn voorlichting in de algemene zin, het vlaggensysteem en cognitieve gedragstherapie aangewezen. Medicatie bij de behandeling is meestal niet aan de orde, maar antipsychotica, methylfenidaat en SSRI’s behoren tot de mogelijkheden. Dr. Rutten concludeerde dat de verschillen tussen mensen met en zonder ASS op gebied van seksualiteit niet groot zijn. Bepaalde kenmerken van ASS kunnen een rol spelen bij het tot stand komen van seksuele grensoverschrijdend gedrag, maar ASS kan niet beschouwd worden als een risicofactor voor (zeden)delinquentie. Er is steeds behoefte aan verder onderzoek betreffende preventie en risicogroepen binnen de ASS-gemeenschap.

Sessie 4: Psychopathie bij seksuele delinquenten door Kasia Uzieblo.
Al jaren wekt psychopathie belangstelling bij zowel het grote publiek, als bij onderzoekers en clinici.Het verbaast dan ook niet dat het één van de meest onderzochte persoonlijkheidsconstructen betreft. Desondanks lijken er zowel bij leken als bij professionals hardnekkige mythes te bestaan. Zo worden personen met psychopathische trekken vaak afgeschilderd als gewelddadige (seksuele) roofdieren die onbehandelbaar zijn. Maar is dat wel zo?
Kasia Uzieblo is doctor in de klinische psychologie (VUB), haar promotieonderzoek betrof emotionele verwerking van psychopathie. Momenteel is ze als senior onderzoeker verbonden aan de Forensische Zorgspecialisten (Van der Hoevenkliniek, Utrecht). Aan de hand van de meest recente wetenschappelijke evidentie ging Prof. Uzieblo eerst dieper in op het construct zelf en werden verschillende visies hierop naast elkaar geplaatst. De persoonlijkheidsbenadering, ofwel de visie van Harvey Cleckley, benadert psychopathie als een constellatie van persoonlijkheidstrekken. Hiertegenover staat de criminele visie of de gedragsbenadering, die meer nadruk legt op het agressieve, criminele en predatorisch gedrag van personen met psychopathie. De derde visie op psychopathie, namelijk de triarchische conceptualisatie van het construct, beoogt de verschillende visies met elkaar te verzoenen. Deze benaderingswijze stelt drie afzonderlijke persoonlijkheidstrekken voorop, die weliswaar aan elkaar gerelateerd zijn: disinhibitie, onbevreesdheid en gemeenheid. Deze benadering laat toe om te differentiëren tussen personen met psychopathie die in de criminaliteit belanden, en personen met psychopathische trekken die niet overgaan tot het plegen van feiten. Want het is niet zo dat iedere persoon met psychopathische trekken overgaat tot crimineel gedrag, net zomin dat iedere crimineel psychopathische trekken vertoont.
De Psychopathy Checklist-Revised betreft het meest onderzochte en gehanteerde instrument om psychopathie te meten. Kasia Uzieblo gaf aan hoe de scores dienen geïnterpreteerd te worden en hoe verschillende subtypes geïdentificeerd kunnen worden. Alsook werden kanttekeningen geplaatst bij het gebruik van dit instrument voor het voorspellen van seksueel recidive. Ondanks het voorspellende aspect van het antisociale facet, is het niet aangewezen om de PCL-R als risicotaxatie instrument te hanteren. Hierna werd dieper in gegaan op de veronderstelde relatie tussen psychopathie en seksueel geweld. Uit onderzoek blijkt dat psychopathie kan gelinkt worden aan verschillende vormen van seksueel geweld én aan een hogere mate van geweld tijdens een seksueel delict. De prevalentie van psychopathie varieert weliswaar naargelang het type van delict. Hierbij wordt een duidelijk verschil opgemerkt wanneer er een onderscheid gemaakt wordt tussen plegers met minder- of meerderjarige slachtoffers, of ‘gemengde plegers’ die zowel minder-als meerderjarige slachtoffers hebben gemaakt. Deze laatste groep vertoont de hoogste prevalentie van psychopathische trekken, gevolgd door de groep ‘verkrachters’ van volwassen slachtoffers. Bij kindermisbruik worden de laagste percentages gemeten.
Tot slot daagde de professor de assumptie uit dat personen met psychopathie onhandelbaar en onbehandelbaar zijn en wees ze op de consequenties die deze mythes met zich meebrengen. Hierbij reikte ze de deelnemers handvaten aan om met deze doelgroep om te gaan.

 

 

UFC webinar Flyer voorblad effectief 1

Programma final 1

 Bio final 20102020 1

Inschrijven nieuwsbrief

Uitschrijven nieuwsbrief?

Uw persoonlijke gegevens worden zorgvuldig bewaard. Uw gegevens worden in geen geval doorgegeven of doorverkocht aan derden (privacyreglement van het UZA).

U kan ten allen tijde uw gegevens aanpassen of zich uitschrijven; een eenvoudige mail aan info@ufc.be volstaat. U kan zich ook steeds uitschrijven via een link onderaan elke nieuwsbrief.

UFC op Twitter