Vormingsmoment 2014

studiedagkinderengered

Openingswoord

Directeur Child Focus – mevr. Heidi De Pauw

Inzake de seksuele uitbuiting van kinderen ging er tot op heden vooral aandacht naar de ondersteuning van kinderen en het aanpassen van strafrechtelijke instrumenten. Vanuit een breed perspectief op preventie is het echter ook belangrijk om het belang van dadertherapie te onderstrepen. Voor Child Focus is het van essentieel belang dat er in ons land toegankelijke, betaalbare en vertrouwelijke zorg en ondersteuning voorzien wordt voor daders met een juridische maatregel, maar ook voor potentiële daders, die met pedofiele gevoelens, fantasieën of impulsen rondlopen en niet gekend zijn bij het gerecht. Zij kunnen vaak nergens terecht. Het Europees Parlement en de Raad bevelen de lidstaten immers aan om de nodige maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat doeltreffende interventieprogramma's of –maatregelen beschikbaar worden gesteld met het oog op het voorkomen, en tot een minimum terugbrengen van het risico op herhaling van zedendelicten tegen kinderen. Verschillende omringende landen, waaronder de UK, Nederland en Duitsland, namen reeds zulke maatregelen.

Vlaams minister van Welzijn – Jo Vandeurzen

Pedofilie staat hoog op de politieke agenda, uiteraard mede wegens de gevoeligheid van de publieke opinie. Het is een complex verhaal, want de integriteit van kinderen is het hoogste goed. Een preventief aanbod voor mensen met pedofiele gevoelens is nodig, en het beleid hierrond zal moeten geëxpliciteerd worden in deze legislatuur. Europa beveelt bovendien aan om werk te maken van gerichte preventie en terugvalrisico's. Het verhoopte resultaat van de Minister voor de studiedag: het beleid expliciteren, kijken wat de context van de preventieve aanpak zou moeten zijn, en de goede organisatie van de aanpak voor de daling van de terugvalpreventie. Dit verhaal moet geïntegreerd worden in het breder verhaal van preventie in de geestelijke gezondheidszorg. Bovendien moet er meer wisselwerking komen met justitie, hulpverleners, en andere stakeholders. Deze wisselwerking, vooral dan met justitie, wordt ook in geëxpliciteerd in de beleidsnota als doelstelling voor de komende legislatuur. De Minister spreekt zich onverdeeld positief uit over het genomen initiatief van de studiedag en belooft een goede opvolging.

Directeur UFC – prof. Kris Goethals

Naast seksuele daders met een justitieel statuut, zien we in ons behandelcentrum ook mensen die zich vrijwillig aanmelden omwille van hun pedofiele gevoelens. We beseffen dat het vaak heel moeilijk is voor deze mensen om de stap te zetten naar een daderhulpcentrum. We vinden het dan ook belangrijk om er mee voor te zorgen dat er een laagdrempelig contactpunt wordt gecreëerd in Vlaanderen, zodat mensen met een hulpvraag of een adviesvraag over pedofilie ergens terecht kunnen. De forensische daderteams, die in Vlaanderen actief zijn sinds eind jaren '90 hebben de nodige expertise en ervaring in huis om deze populatie een gepast behandelaanbod te doen en op deze manier mee te werken aan het voorkomen van seksueel grensoverschrijdend gedrag ten opzichte van kinderen en jongeren. Tevens is wetenschappelijke studie naar fantasieën, stoornissen, diagnostiek, ... essentieel voor preventie en vermindering van het terugvalrisico.

"Preventing Child Sexual Abuse in the UK – the role of the Stop it Now! Helpline"
Dhr. Donald Findlater, Stop it Now! UK & Ireland

Donald Findlater

Donald Findlater is Directeur Onderzoek en Ontwikkeling voor kinderbescherming bij de Lucy Faithfull Foundation. Deze organisatie tracht seksueel misbruik bij kinderen te voorkomen door te werken met zowel volwassen daders en potentiële daders, als met de ouders en de kinderen zelf. Na een carrière in het werken met risicotaxatie bij en behandeling van plegers van seksueel grensoverschrijdend gedrag bij het justitiehuis, voegde Donald zich bij de Foundation om "The Wolvercote Residential Sex Offender Treatment Programme" te leiden. Sinds 2002 is hij verantwoordelijk voor de ontwikkeling van verscheidene preventie activiteiten, waaronder de "Stop it Now! Helpline", welke tot op heden reeds 40 000 oproepen heeft beantwoord.

Presentatie

De "Stop it Now! Hulplijn" werd in 2002 opgericht onder leiding van the Lucy Faithfull Foundation. De personen die de oproepen beantwoorden kennen een gevarieerde professionele achtergrond, waaronder voormalige medewerkers van de politie, maatschappelijk werkers, psychologen, pedagogen, ... De globale aanpak die hieraan onderschreven wordt, is dat preventie moet bekeken worden vanuit een breed kader, met aandacht voor de verschillende fases van misbruik, zowel ervoor als erna. Bovendien moet er preventief gewerkt worden op verschillende niveaus, zijnde bij het kind zelf, de ouders, daders, potentiële daders, familie en vrienden. Hiermee wordt voornamelijk bedoeld dat preventie meer is dan enkel het opstarten van een hulplijn. Hieronder vallen namelijk ook de behandelprogramma's voor reeds gekende zedendelinquenten, educatieprogramma's voor ouders en opvoeders, schoolprogramma's rond persoonlijke veiligheid en seksuele opvoeding, lessen over verantwoordelijkheid en veiligheid op het internet, ... Deze aanpak is van toepassing op drie primaire doelgroepen:

  1. Daders en potentiële daders: zij worden aangemoedigd om te erkennen dat ze problematische gedachten, gevoelens en gedrag hebben en om hier iets aan te doen. Dit gebeurt anoniem zodat de hulpverleners van de hulplijn dit niet aan de politie moeten rapporteren. Indien de naam van de beller of het kind bekend gemaakt worden, dienen de hulpverleners dit te melden aan de politie.
  2. Familie en vrienden (van bovenstaande): worden aangemoedigd om de signalen van misbruik of grensoverschrijdend seksueel gedrag te herkennen en om advies te vragen in verband met de mogelijke acties die ze kunnen ondernemen om de veiligheid van kinderen te garanderen.
  3. Ouders en opvoeders van jongeren met verontrustend seksueel gedrag: worden tevens aangemoedigd om de signalen van verontrustend of grensoverschrijdend gedrag in hun kinderen te herkennen en advies te zoeken over wat ze hieraan kunnen doen.

Deze drie groepen maken samen 79% (±45000) uit van de oproepen die sinds de opstart zijn binnengekomen. 50% hiervan is afkomstig van personen die zich zorgen maken om de gedachten en gevoelens waar zij zelf mee worstelen. Tijdens deze gesprekken worden concrete strategieën aangeboden die men op korte termijn kan toepassen, maar die tevens effect kennen op lange termijn.

In het VK & Ierland weerhoudt men verschillende effecten van de hulplijn. De bellers worden aangemoedigd om actief mee te denken en te zoeken naar een mogelijke oplossing, ze worden aangemoedigd om hun levenskwaliteit te verbeteren. Tevens wordt praktisch advies aangereikt zoals dat men beter geen computer aanschaft en hoe ze de omstandigheden kunnen veranderen om hen te helpen met hun verontrustende gedachten, gevoelens, en grensoverschrijdend gedrag.

"Stop it Now! UK" biedt zelfs een toolkit ter ondersteuning van de ontwikkeling van hulplijnen in Europa die binnen de nationale behoeften van het betreffende land vallen. In deze toolkit staat geen concreet werkingsmodel of methodiek, maar omschrijft aandachtspunten die in overweging dienen genomen te worden bij de ontwikkeling van een hulplijn voor een specifieke doelgroep of land. De toolkit is terug te vinden op www.stopitnow-evaluation.co.uk.

"Start het gesprek. Stop it Now! in Nederland"
Dhr. Jules Mulder, Stop it Now! Nederland

Jules Mulder

Jules (J.R.) Mulder is psycholoog-psychotherapeut en specialist op het gebied van pedofilie. Hij is oprichter van de forensische polikliniek de Waag en heeft daar 20 jaar leiding gegeven. De laatste jaren is hij adviseur van de Raad van Bestuur in de overkoepelende stichting "De Forensische Zorgspecialisten". In 2012 was hij initiatiefnemer, en op heden voorzitter, van "Stop it Now!", een preventief programma voor mensen met pedofiele gevoelens en hun families. Hij spreekt in binnen- en buitenland over de behandeling van daders van pedoseksuele delicten. Hij heeft gepubliceerd over pedofilie, huiselijk geweld en ambulante forensische behandeling.

Presentatie

Naar aanleiding van onder meer de zaak "Robert M." (2011) kwam vanuit de samenleving veel negatieve reacties en publiciteit rond pedofilie. Hierdoor vroegen niet-daders met pedofiele gevoelens meer aandacht voor hun problematiek, aangezien er voor hen geen gepast hulpaanbod was. Omwille van deze vraag merkten de forensische polikliniek de Waag en het Meldpunt Kinderporno dat er een grote nood heerste aan preventie. Vanuit deze gedachte werd "Stop it Now! NL" op gericht, wat officieel in april 2012 van start ging.

"Stop it Now! NL" gaat uit van dezelfde basis als zijn voorganger in de UK. Ze richten zich immers op ongeveer dezelfde doelgroepen, namelijk (potentiële) plegers, partners, ouders en professionals; zijn tevens gericht op het voorkomen van seksueel misbruik; en de leden van het team kennen een gelijke professionele achtergrond als in de UK. Ondanks deze overeenkomsten, kennen zij twee belangrijke verschilpunten. Ten eerste heeft het team geen meldplicht bij de politie. Ten tweede wordt bij "Stop it Now! NL" doorverwezen naar verdere behandelmogelijkheden (therapeuten, forensische polikliniek,...). Er ligt dus een grotere focus op het motiveren van (potentiële) daders om de stap te zetten naar effectieve hulpverlening. Concreet houdt dit in dat de 1e lijn aankomt bij het Meldpunt Kinderporno waar aan crisisinterventie wordt gedaan. De beller verkrijgt op dat moment steun, advies en een doorverwijzing. De 2e lijn komt terecht bij de Waag, waar de focus ligt op diagnostiek, risicotaxatie, hulpverlening en eventuele doorverwijzing.

"Stop it Now! NL" omschrijft verscheidene doelstellingen:

  1. Het voorkomen van seksueel misbruik.
  2. Streven naar een humane behandeling van pedofilie.
  3. De (potentiële) dader en zijn directe omgeving (partner, familie) leren omgaan met zijn pedofiele seksuele identiteit en met het uitkomen van het pedoseksueel gedrag.
  4. Voorlichting bieden, advies verlenen en consultatie verlenen.
  5. Breder inzetten op een veilige en rationele benadering van seksueel kindermisbruik.

Cijfers tonen aan dat de hulplijn wel degelijk gebeld wordt. Gedurende een periode van anderhalf jaar werd de hulplijn 500 keer gecontacteerd door 340 bellers waarvan een aanzienlijk deel verwezen werden naar de 2e lijn en van daaruit effectief in behandeling terecht kwamen. Ook hier geldt dus de conclusie dat de hulplijn beantwoordt aan de behoefte, een tegengewicht biedt aan de ongenuanceerde vooroordelen, en wel degelijk misbruik voorkomt. Desalniettemin is steun vanuit de politiek en de media hierin van essentieel belang.

"The prevention network Dunkelfeld: work in progress"
Mevr. Petya Schuhmann, Dunkelfeld Duitsland

Petya Schuhmann

Petya Schuhmann is onderzoeksassistente en psychotherapeute bij het "Dunkelfeld" project in Regensburg, Duitsland. Dit project biedt een gratis en vertrouwelijke behandeling aan. Het is gericht op personen die therapeutische bijstand zoeken omwille van hun seksuele aantrekking tot kinderen en adolescenten en/of het gebruik van kinderpornografie. Gedurende deze therapie wordt steun aangeboden in functie van de preventie van seksueel kindermisbruik in termen van hands-on contact of 'online misbruik' door het gebruik of de productie van kinderpornografie.

Presentatie

Ook in Duitsland kent men een gelijkaardig preventief aanbod, namelijk het "Dunkelfeld" project, wat letterlijk verwijst naar het "donkere veld" van personen met pedofiele gevoelens en plegers van seksueel kindermisbruik die niet gekend zijn bij justitie. Deze vormen dan ook hun voornaamste doelgroep. De doelstellingen van dit project zijn de volgende:

  1. De kloof naar behandelmogelijkheden verkleinen voor (potentiële) daders zodat zij gemakkelijker hun weg naar de hulpverlening vinden.
  2. Goede, wetenschappelijke informatie verlenen aan de maatschappij.
  3. Primaire preventie van seksueel kindermisbruik.
  4. Preventie van misdrijven in verband met kinderpornografie.

Zij proberen deze doelstellingen te bereiken door mensen op een laagdrempelige manier aan te spreken en op de hoogte te brengen van het bestaan van dit project. Zij maken onder meer gebruik van hun samenwerking met de media en de politiek, billboards, flyers, radio- en tv-spots, het verspreiden van hun websites en een samenwerking met Google door het gebruik van Google adwords. Dit laatste houdt in dat wanneer iemand specifieke zoektermen ingeeft die kunnen verwijzen naar kinderpornografisch materiaal, zij advertenties te zien krijgen met daarop een link naar de website van "Dunkelfeld".
Resultaten tonen aan dat niet enkel (potentiële) daders contact opnemen met de hulplijn, maar ook familieleden, advocaten, sociaal werkers, ... Deze zorgden samen voor reeds 4500 contactmomenten. Ook bij dit project ziet men dat de hulplijn werkt in het voorkomen van seksueel kindermisbruik. Elementen die voornamelijk doorslag gaven om contact op te nemen met de hulplijn waren de anonimiteit, vertrouwelijkheid, radio- en tv-spots.

"Ik leef in een glazen gevangenis"
Dhr. Kris Vanhoeck, I.T.E.R.

Kris Vanhoeck

Kris Vanhoeck is master in de psychologie en coördinator van I.T.E.R., centrum voor preventie, behandeling en begeleiding van seksueel grensoverschrijdend gedrag in Brussel. Hij werkt sinds 25 jaar in de forensische seksuologie en is (co-)auteut van Werkboek Daderhulp (Acco, 1999), Zeg het aan (n)iemand (Acco, 2006) en Ik Beken (Uitgeverij Vrijdag, 2012).

Presentatie

De oorspronkelijke opdracht van I.T.E.R. betrof het behandelen en begeleiden van volwassen plegers met een gerechtelijke maatregel. Door het zich profileren als een centrum voor daderhulp bleven aanvankelijk personen met pedofiele gevoelens, maar die nog geen misdrijf gepleegd hadden, op een afstand. Daarnaast waren preventie en jongeren met verontrustende seksueel afwijkende gedachten en gedrag hierin niet inbegrepen. Naar aanleiding daarvan besloot men om hun naam te veranderen van "I.T.E.R. centrum voor daderhulp" naar "I.T.E.R. centrum voor preventie, behandeling en begeleiding van seksueel grensoverschrijdend gedrag". Zij vinden het belangrijk om te vertrekken vanuit een gezondheid- en welzijnsperspectief, dan wel vanuit justitie. Dit houdt niet in dat justitie niet nodig is in deze zaak, maar dat er nood is aan een multidisciplinair team. Het is nodig dat men sneller preventief gaat denken, en dat men meer aandacht heeft voor de omvang van het lijden (slachtoffers, familie, dader, potentiële dader, ...). Het is dus van groot belang dat er wordt ingezet op meerdere niveaus en dat dit onderwerp maatschappelijk bespreekbaar wordt.
Voor I.T.E.R. heeft preventie twee essentiële doelen, namelijk enerzijds het voorkomen van misbruik en anderzijds het behandelen van lijden. Daarnaast werkt preventie kostenbesparend. Het gaat hierbij onder meer over politiekosten, voorhechteniskosten, onderzoekskosten, proceskosten, gevangeniskosten, slachtofferkosten, ... In Canada berekende men ooit dat het voorkomen van één ernstig misbruik gelijk staat aan de kost van 100 therapieën.

Wrap-up van de ochtend door mevrouw Heidi De Pauw

De aanwezigheid maar meer nog het oprecht engagement van de minister, dat toont dat pedofilie en de preventie ervan zeer hoog op de politieke agenda staan, verheugt mij. Het is positief dat voor deze legislatuur de integriteit van kinderen het hoogste goed is, en het doet mij en alle mensen achter de organisatie van deze studiedag plezier dat ook de minister inziet dat als we kinderen willen beschermen, ook een preventief aanbod nodig is. Het beleid zal, zoals de minister bevestigde, uitgewerkt moeten worden, in samenspraak met andere actoren zoals justitie, een samenwerking waar de minister veel belang lijkt aan te hechten en die zelfs voor het eerst expliciet is opgenomen in zijn beleidsnota. De verwachtingen van de minister omtrent de resultaten van deze dag liggen, gelukkig, in dezelfde lijn als die van ons. Wij zullen hem dan ook uitvoerig verslag uitbrengen van deze ochtend en van het debat van deze namiddag, en met hem samenzitten om dit verder op te nemen.

Het was ook uiterst interessant om van de ervaringen van onze buitenlandse collega's te leren. Enkele conclusies die hieruit kunnen worden gefilterd:

Hulplijnen mogen niet gezien worden als "pedolijnen", wat het stigma onderstreept. Er moet vermeden worden dat de publieke gevoeligheid wordt gevoed door de boodschap over te brengen dat het een hulplijn betreft die alle mogelijke ondersteuning en hulp biedt aan kindermisbruikers. Of zoals Jules Mulder het zei: "tuig" dat ook nog eens geholpen wordt. 3 doelgroepen zouden moeten bereikt kunnen worden; daders die al tot actie overgingen met als finaal doel voorkomen dat ze dit nog een keer doen. Ten tweede mensen die worstelen met pedofiele gevoelens met als finaal doel voorkomen dat ze tot actie over gaan. En ten derde mensen uit de sociale omgeving van de vorige twee doelgroepen, om hen te responsabiliseren en info te geven over hoe zij eventueel kunnen handelen.

Qua aanpak kan dus een globale aanpak onderschreven worden, zoals we leren uit Engeland: preventie moet bekeken worden van een breed kader, met aandacht voor verschillende fases van het misbruik, zowel voor als na en er moet bovendien preventief gewerkt worden op verschillende niveaus zijnde bij het kind, ouders, daders, potentiële daders, familie en vrienden.

De concrete hulp die geboden wordt verschilt van land tot land. Belangrijk is dat het gaat om een gespecialiseerd aanbod dat anoniem en vertrouwelijk is. In Nederland en Duitsland is er een grote aandacht voor het therapeutisch aspect terwijl er in the UK eerder ingespeeld wordt op het momentum van het telefoongesprek en de telefonische hulp. Daders worden daar ten eerste geresponsabiliseerd, er worden hen concrete tools aangereikt om hun gedrag aan te passen aan hun situatie.

We kunnen besluiten dat uiteraard het risico op kindermisbruik niet volledig kan worden uitgewist door de komst van een hulpaanbod voor mensen met pedofiele gevoelens. We kunnen ook nooit 100% zeker weten dat de preventie haar doel heeft bereikt, gezien we nooit 100% zeker kunnen weten dat misbruik niet plaatsvindt. Uit onderzoek blijkt dat de overgrote meerderheid van daders spijt heeft van zijn daden, schaamte kent en probeerde te stoppen, en dat er bovendien toch in de overgrote meerderheid van de gevallen een aanzienlijke tijd verliep tussen de pedofiele gevoelens en het effectieve misbruik, en bovendien vernemen we vandaag dat het hulpaanbod in het buitenland succesverhalen kent; dan kunnen we niet anders dan besluiten dat dergelijk initiatief een nut dient en beantwoordt aan een behoefte.

Opstartende helplines kunnen putten uit ervaringen in het buitenland zoals uit studies en bijhorende toolkits die voorhanden zijn met best practices ter ondersteuning. We leren daaruit dat training van het personeel belangrijk is en dat de aandacht voor het initiatief "levend" moet gehouden worden bijvoorbeeld door campagnes in de media en dat subsidies levensnoodzakelijk zijn.

We moeten ook stilstaan bij het hoge aantal online-offenders, die kijken naar kinderpornografie niet steeds als problematisch zien en het gevoel hebben dat ze niets fout doen.

We mogen ook niet vergeten dat wanneer we het hebben over preventie, dat de maatschappelijke beeldvorming over pedofilie erg belangrijk is en we mogen zeker vrouwen en jongeren niet uit het oog verliezen als potentiële doelgroep van een hulpaanbod.

Introductie van NL-ATSA
Jules Mulder & Tine Vertommen

NL-ATSA

NL-ATSA is de Nederlandse aanhanger van de "Association for the Treatment of Sexual Abusers". Dit is een internationale en multidisciplinaire organisatie die zich richt op de preventie van seksueel misbruik. NL-ATSA spant zich in om met haar activiteiten verschillende doelstellingen te verwezenlijken:

  1. Het verspreiden van internationale 'state of the art' kennis en ervaring in Nederlandstalig gebied, zowel in Nederland als in België, door middel van het organiseren van congressen, symposia, trainingen, werk- en adviesgroepen, het onderhouden van een website en het toegankelijk maken van relevante literatuur.
  2. De terugkoppeling van kennis en ervaring die is opgebouwd in Nederlandstalig gebied naar het internationale veld, door middel van presentaties en workshops op internationale congressen en deelname aan internationale samenwerkingsverbanden.
  3. Het stimuleren van de Nederlands/Vlaamse bijdrage aan de internationale ontwikkelingen, door middel van het toegankelijk maken van relevante literatuur, deelname aan internationale samenwerkingsverbanden en het in contact brengen van professionals binnen en buiten Nederland en België.
  4. Het stimuleren van de toepassing van de internationale 'state of the art' kennis op het gebied van voorlichting, risicotaxatie, diagnostiek, behandeling en beleid ten aanzien van zedendelinquenten in Nederlandstalig gebied, door middel van het organiseren van trainingen, werk- en adviesgroepen en het formuleren van adviezen aan instellingen en beleidsmakers.

Paneldebat

Introductie van de panelleden en hun standpunt

  • Dhr. Marc Verhelst: beleidsmedewerker bij de Vlaamse Overheid voor algemeen welzijnswerk, hulpverlening aan seksuele delinquenten en samenwerking welzijn-justitie, is van mening dat er nood is aan een laagdrempelig contactpunt en een gestroomlijnde zorg op maat voor personen met pedofiele gevoelens. Hij ziet dit praktisch in en houdt hierin rekening met de budgettaire moeilijkheden waarin ons land zich vandaag in bevindt. Een mogelijke oplossing hiervoor is dat men het reeds bestaande aanbod hierop zal aanspreken en zal vragen naar een meer intersectorale werking. Wat hierbij ook van belang is, is dat dit aanbod inhoudelijk goed verantwoord wordt en aanvaardbaar lijkt voor 'de man in de straat'.
  • Dhr. Stef Anthoni: directeur van Vertrouwenscentrum Kindermishandeling Antwerpen, haalt twee standpunten aan die niet over het hoofd gekeken mogen worden bij de oprichting van een preventief aanbod. Ten eerste dient de problematiek gehumaniseerd te worden in plaats van gedemoniseerd, wat veelal het geval is. Het betreft een verhaal van hoop en verandering, maar is Vlaanderen hier wel klaar voor? De berichten die onlangs in de media verschenen over een pedofiele priester, riepen bij de bevolking hevige nationale reacties op. Mede omwille van de huidige maatschappelijke visie op deze problematiek is er durf vereist bij zowel de (potentiële) daders als bij de deskundigen, willen zij dit probleem aanpakken. Ten tweede mogen ook minderjarige daders hierin niet over het hoofd gezien worden. Op het Vertrouwenscentrum Kindermishandeling komen immers verscheidene zaken binnen omtrent seksueel grensoverschrijdend gedrag door minderjarigen ten opzichte van minderjarigen. Ook hier is een gedifferentieerd aanbod nodig om te kunnen voorkomen dat deze jongeren later geen daders van seksuele delicten worden.
  • Mr. Frank Scheerlinck: advocaat bij advocatenkantoor Van Eeckhaut, vindt het voornamelijk een kwestie van het garanderen van het beroepsgeheim. Want wat als tijdens een huiszoeking beslag wordt gelegd op de gesprekken uit de chatbox met de hulplijn? Of wanneer de telefoonlijn van de beller wordt afgeluisterd? Hoe kan men dan het beroepsgeheim waarborgen? Hij is van mening dat opleiding voor advocaten voor specialisatie in zedenzaken hierop een antwoord zal kunnen bieden. Zij kunnen er dan immers van op de eerste rij op toezien dat er meer respect is voor het beroepsgeheim. Dit natuurlijk in samenwerking met psychologen, artsen en andere medewerkers binnen de hulpverlening.
  • Dhr. Peter De Waele: woordvoerder van de Federale Politie, voormalig hoofd van de cel pedofilie van de Brusselse gerechtelijke politie en auteur van het boek 'Kan je een geheim bewaren?'. De huidige focus van preventie van kindermisbruik is uitsluitend gericht op potentiële slachtoffers en dat moet dringend veranderen. Hij haalt hierbij als voorbeeld aan dat wanneer een pedofiel in contact komt met de politie, hij gemiddeld reeds 80 tot 100 feiten gepleegd heeft, waardoor preventie dus meer dan één feit voorkomt. Het is dus niet logisch om preventie volledig bij de slachtoffers te leggen. Een grote preventiecampagne kan dus voorkomen dat een persoon een misdrijf zal plegen. Het is beter dat de preventieve hulpverlening moet optreden, dan wanneer de politie moet uitrukken nadat een kind reeds misbruikt werd. Het kwaad is dan immers reeds geschied. Mits de nodige accurate informatie kan men de mensen uit de maatschappij dat een preventieve vorm van hulpverlening aan (potentiële) daders van seksuele misdrijven wel degelijk noodzakelijk is.
  • Dhr. Alexander Witpas: seksuoloog en criminoloog, woordvoerder van de Vlaamse Vereniging voor Seksuologie maar aanwezig ten persoonlijke titel, bekijkt de zaak eerder vanuit kritisch oogpunt. Eén van de grootste moeilijkheden waarop men zal stuiten is het stigma dat rond pedofilie heerst. Het wordt immers gezien als de moeder van alle stigma. Factoren die in eerdere sensibiliseringscampagnes, zoals de HIV-campagne, aanwezig waren, zijn bij deze problematiek niet werkzaam. De politicus die hiervoor (financiële) middelen wilt vrijmaken, is het oogpunt van kritiek en pleegt hiermee politieke zelfmoord. Er moet inderdaad iets aan deze problematiek gedaan worden, maar de vraag blijft wat dit exact zal zijn.
  • Dhr. Kris Vanhoeck: coördinator I.T.E.R. voegt zich gedeeltelijk bij het standpunt van Frank Scheerlinck en voegt eraan toe dat I.T.E.R. reeds meerdere huiszoekingen meemaakte waarbij dossiers in beslag werden genomen. Dit laatste is niet bevorderlijk voor de therapeutische relatie met de cliënt en kan een eventuele positieve evolutie schaden.
  • Dhr. Jules Mulder: voorzitter Stop it Now! Nederland. Geeft zijn advies voor het Vlaamse preventie aanbod. Eerst en vooral moet het probleem serieus genomen worden. Naar schatting zou het in Vlaanderen tussen 33 000 en 102 000 mannen betreffen. Lobbyen speelt in de oprichting van dit aanbod een essentiële rol. De hulpverlening heeft immers de hulp van de politiek en de media hard nodig om deze opdracht te kunnen volbrengen. Ten derde dien je bij aanvang van het project vooral bescheiden te zijn. Het niet meteen te groots zien en de kosten beperkt houden vergemakkelijken de start. Belangrijk hierbij is wel dat het belang van het doel niet onderschat wordt. Naderhand kan men uitbreiden naar een bredere preventie, gericht op het nuanceren van ons maatschappelijke klimaat omtrent dit onderwerp.

Frank Scheerlinck krijgt op zijn standpunt over een gespecialiseerde opleiding voor advocaten uiteenlopende feedback. Sommige panelleden stellen zich de vraag of deze taak wel weggelegd is voor een advocaat. Als advocaat beschikt men immers niet over de nodige kennis en vaardigheden om op een adequate manier te reageren wanneer een cliënt emotioneel overspoeld geraakt of wanneer andere psychologische aspecten meespelen. Desalniettemin is in de aanpak ook kennis van het juridische kader nodig. Dit is iets waarin zowel een advocaat als een criminoloog een rol kan spelen. Men mag ook de kracht van een mogelijke straf die boven het hoofd hangt niet onderschatten. Deze kan op zich ook al preventief inwerken op de persoon in kwestie. Wetenschappelijk onderzoek toonde inderdaad reeds aan dat de kans op recidive na een gevangenisstraf tot 20% kan dalen. Maar wanneer een persoon intensief therapie heeft gevolgd, daalt deze kans zelfs tot 10%. Anderen zijn het daar niet mee eens en zijn van mening dat als straf een vorm van preventie was, men in de Verenigde Staten helemaal geen pedofilie meer zou kennen.

Een ander groot werkpunt is de humanisering van deze problematiek binnen onze maatschappij. De attitude binnen de samenleving moet dringend veranderen. Tot op heden worden personen met pedofiele gevoelens gedemoniseerd, wat zich uit in een morele paniek bij de bevolking. Het is noodzakelijk dat alle betrokken partijen hierin een consequent beleid voeren en met behulp van de media feitelijke informatie aan de samenleving bieden. Dit houdt onder meer in dat een concreet actieplan van kracht is waarbij een degelijke analyse van de problematiek en visie worden gehanteerd en waarbij de verantwoordelijkheid bij diverse sectoren ligt. Men mag dus zeker niet vergeten dat een samenwerking met de media noodzakelijk is in deze aanpak en ze beschouwd moeten worden als bondgenoot.

Conclusie en preliminaire aanbevelingen

Uit de presentaties van de sprekers kunnen we alvast de volgende aanbevelingen expliciteren.

  • Hulplijnen mogen niet gezien worden als "pedolijnen". Ten eerste moet de publieke gevoeligheid niet gevoed worden door de boodschap over te brengen dat het een aanbod betreft dat alle mogelijke ondersteuning en hulp biedt aan kindermisbruikers. Drie doelgroepen zouden moeten bereikt kunnen worden, zoals in Engeland en Nederland. Ten eerste daders die al tot actie overgingen met als finaal doel voorkomen dat dit opnieuw gebeurd. Ten tweede mensen die worstelen met pedofiele gevoelens om te voorkomen dat ze tot actie over gaan. En ten derde mensen uit de sociale cirkel van de vorige twee doelgroepen, om hen te responsabiliseren en accurate informatie te geven over hoe zij eventueel kunnen handelen.
  • Qua aanpak kan dus een globale aanpak onderschreven worden, zoals we leren uit Engeland: preventie moet bekeken worden vanuit een breed kader, met aandacht voor verschillende fases van het misbruik, zowel ervoor als erna. Er moet bovendien preventief gewerkt worden op verschillende niveaus zijnde bij het kind, ouders, daders, potentiële daders, familie en vrienden.
  • De concrete hulp die geboden wordt verschilt van land tot land. In Nederland en Duitsland is er een grote aandacht voor het dadertherapie aspect terwijl er in the UK eerder ingespeeld wordt op het momentum van het telefoongesprek. Daders worden daar voornamelijk geresponsabiliseerd, er worden hen concrete tools aangereikt om hun gedrag aan te passen aan hun situatie.
  • Voor opstartende hulplijnen zijn er studies en bijhorende toolkits voorhanden met best practices ter ondersteuning. Daarnaast is training van het personeel belangrijk en moet de aandacht voor het initiatief "levend" gehouden worden door bijvoorbeeld campagnes in de media.
  • Er is wel degelijk een grote nood aan een hulpaanbod want het beantwoordt aan een behoefte, zo blijkt uit voorbeelden uit het buitenland en het feit dat de hulplijnen wel degelijk hoge cijfers van aantal oproepen kennen.
  • Het aanbod moet specifiek zijn, gezien mensen met pedofiele neigingen zich niet snel tot een algemeen nummer of een algemene chatbox ed. zullen richten waar ze eerst hun probleem moeten uitleggen. Ze moeten weten dat ze specifiek geholpen kunnen worden en dat de persoon aan de andere kant van het gesprek weet waarom hij contact zoekt en ervaring heeft met hun specifieke situatie.
  • De concrete praktische context moet verder onderzocht worden. Zo moet bijvoorbeeld uitgezocht worden welk het beste medium is voor dergelijke hulpverlening in België; chat? Telefoon? Bij het maken van bepaalde praktische keuzes moeten steeds de anonimiteit van de beller en het beroepsgeheim van de hulpverlener worden gegarandeerd.
  • Uiteraard vergt dit initiatief middelen, die door de bevoegde instanties moeten worden verleend en in stand worden gehouden.
  • De rol van de media en hun aandeel in bepaalde, positieve beeldvorming is essentieel voor de goede uitkomst.
  • De betrokkenheid van en nauwe samenwerking met actoren van Justitie is onontbeerlijk in dit verhaal.

Toekomst

Het UFC en Child Focus nodigen afgevaardigden van alle Vlaamse stakeholders (CGG, CAW, Vertrouwenscentra Kindermishandeling, Vlaamse Vereniging voor seksuologie, media...) begin 2015 uit voor een ronde tafel gesprek. Dit verslag zal het uitgangspunt zijn om verdere concrete aanbevelingen en praktische uitwerkingen te formuleren.