Prof. dr. Kris Goethals, directeur van het UFC, begeleidt samen met Prof. dr. Bernard Sabbe een extern doctoraatsonderzoek van dr. Thomas Marquant, werkzaam in het UPC Sint-Kamillus te Bierbeek.
Forensic assertive community treatment; research into effectiveness and factors related to outcomes.
Dr. T. Marquant1,2; M. Van Nuffel1; Prof. dr. K. Goethals 3,4; Prof.dr. B. Sabbe 4
1UPC Sint-Kamillus, Bierbeek; 2PSD gevangenis Antwerpen; 3Universitair Forensisch Centrum (UFC), Universitair Ziekenhuis Antwerpen; 4Collaborative Antwerp Psychiatric Research Institute (CAPRI) Universiteit van Antwerpen
Inleiding: ‘Assertive community treatment (ACT)’ is een goed gekende manier om zorg aan psychiatrische patiënten te leveren in hun eigen woonomgeving. In het verleden werd een goede effectiviteit aangetoond op niet-forensische uitkomstmaten, zoals heropnames, ‘community tenure’ en opnameduur. Echter, werd daarbij ook vastgesteld dat de effecten op forensische uitkomstmaten neutraal of zelfs negatief zijn. Een forensische adaptatie van ACT, ForACT, beoogt een behoud van de effectiviteit op niet-forensische uitkomstmaten, met toevoeging van effect op forensische uitkomstmaten, zoals recidive en wederopsluitingen. In voorliggende studie werden daarbij als blauwdruk voor een ForACT team 40 jaar ervaring met niet-forensisch ACT gecombineerd met de basis elementen van de dominante forensische rehabilitatie theorieën, zijnde het RNR model en het GLM model. De literatuur omtrent nie-for ACT geeft daarbij zes basis elementen die relateren aan de effectiviteit, zijnde een geïntegreerde psychiater, een 24/7 bereikbaarheid, het uitvoeren van huisbezoeken, een aanbod voor middelengebruik, een lage case-load en een vocationeel aanbod. de bestaande forensische rehabilitatie theorieën kunnen geoperationaliseerd als het aanbieden van een hybride functie van de hulpverlener, die ook risico inschattingen maakt, en een communicatie-strategie met de justitiële partners.
Het toepassen van deze elementen en de effectiviteit ervan op (niet) forensische uitkomstmaten wordt in voorliggende studie onderzocht.
Stand van zaken: In 2016 werd reeds een review gepubliceerd betreffende het onderwerp ForACT. In 2017 werd in een tweede publicatie de effectiviteit van ForACT op forensische uitkomstmaten aangetoond in een vergelijkend retrospectief onderzoek waarbij het forACT team werd ingebed in een zorgcontinuüm. Geïnterneerden in het zorgcontinuüm liepen 6 keer minder kans op recidive en 14 keer minder kans op weder opsluitingen dan patiënten die uit de gevangenis in ambulante zorg terecht kwamen. daartegenover stond wel dat de patiënten in het zorgcontinuüm 21 keer meer kans had om, zij het erg kort, heropgenomen te worden, in ongeveer 70% omwille van druggebruik. Ook de ‘community tenure’ was significant beter in de experimentele groep.
Omwille van het grote belang van middelengebruik binnen de experimentele groep werd een maatschappij-georiënteerd alternatief uitgewerkt bij druggebruik van 5 dagen. De basis daarbij betreft een cognitief gedragsmatig aanbod. Patiënten krijgen bij een herval in gebruik de mogelijkheid om gebruik te maken van dit alternatief en aldus in de maatschappij hun rollen te kunnen blijven opnemen en een dure en invaliderende opname te vermijden. Ter ondersteuning van de inschatting tot inclusie werd daarbij de START gebruikt als risicotaxatie instrument.
In een prospectieve cohortstudie worden deze patiënten gedurende 12 maanden opgevolgd binnen deze setting. Patiënten die gevolgd worden in het ForACT team en door gebruik dreigen heropgesloten of heropgenomen te worden daarbij, na toestemming, geïncludeerd. Gedurende de Test-periode wordt daarbij 12 keer de START afgenomen, ter opvolging van het risico, en de MATE er opvolging van hun gebruik.
Deze studie is momenteel lopende.