De procedure hangt af van de situatie waarin u zich bevindt.
Nee, wij hebben geen opnamecapaciteit voor onze doelgroep in het UZA. Patiënten waarvoor een residentiële opname nodig is, worden doorverwezen naar één van de drie residentiële voorzieningen in Vlaanderen die een opnamecapaciteit hebben voor mensen met afwijkend seksueel gedrag (Asster in Sint-Truiden, Sint Lucia in Sint Niklaas en FIDES-R in Beernem). Indien het gaat over een patiënt met een statuut van internering, kan men bij vragen hierrond, contact opnemen met Annelies Nuyts, coördinator van het Liaison project. Op onze pagina Links kan u bij 'andere partners' de contactgegevens van de residentiële voorzieningen terugvinden.
Om 8:15 uur komt u het ziekenhuis binnen via de hoofdingang, u passeert de winkels en u zal de dienst Inschrijvingen aan uw rechterkant aantreffen.Daar laat u zich inschrijven voor onze consultatie UFC (Universitair Forensisch Centrum) met uw identiteitskaart. U krijgt een UZA-badge waarmee u naar onze dienst Psychiatrie/UFC kan komen via route 53. U gaat achter de glazen trap (u moet niet naar -1) naar rechts, dan neemt u de eerste gang links en daar kan u de liften nemen tot op de 4de verdieping. Wanneer u uit de liften stapt, zal u ons secretariaat zien op uw linkerkant. Daar meldt u zich omstreeks 8:30 uur opnieuw aan samen met uw identiteitskaart en UZA-badge.Er worden een aantal vragen gesteld om een dossier voor u aan te maken en u wordt verwezen naar de dienst Algemeen Inwendige Geneeskunde voor een standaard bloedafname.Nadien keert u terug naar de consultatie Psychiatrie/UFC waar een gesprek volgt met een psychiater en een gesprek met een psycholoog. Het volledige onderzoek zal maximaal 3 uren duren.
Na een bloedname zal u eerst een gesprek hebben met de psychiater, nadien volgt een gesprek met de psycholoog. Tijdens het gesprek met de psychiater zal naast de reden voor uw verwijzing ook uw medische en psychiatrische voorgeschiedenis bevraagd worden alsook biografische gegevens, medicatie, …. Het is handig dat u een duidelijk overzicht van uw medicatieschema bij u heeft, indien u deze niet van buiten kent. We vragen steeds toestemming om medische en juridische gegevens op te vragen. Indien u zelf reeds over verslagen van eerdere behandelingen of opnames of uw juridisch dossier beschikt mag u deze steeds meebrengen, dit kan tijdbesparend werken. Bij het gesprek met de psycholoog zal verder ingegaan worden op seksualiteit en hoe u zelf staat tegenover uw doorverwijzing.
Gedurende de diagnostische fase van de behandeling wordt een uitgebreide testbatterij afgenomen om de individuele probleemgebieden zo volledig mogelijk in kaart te brengen. Om hiervan een zo duidelijk mogelijk beeld te krijgen worden de volgende domeinen gemeten: psychopathologie (hetgeen onderverdeeld wordt in algemeen functioneren, persoonlijkheidstrekken- en stoornissen, agressieproblematiek, coping, seksuele problematiek en seksuele fantasieën), gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven en delictgevaarlijkheid (risicotaxatie).
Het Universitair Forensisch Centrum ontvangt elk jaar talrijke aanvragen voor een stageplaats. Aangezien het team in een kwalitatieve begeleiding wil kunnen voorzien, worden slechts een beperkt aantal studenten toegelaten. Rekening houdend met de samenstelling van het UFC-team, worden enkel aanvragen in overweging genomen van studenten in de (toegepaste) psychologie en criminologie. Graag ontvangen wij van kandidaten een motivatiebrief en een beknopt curriculum vitae. Studenten (toegepaste) psychologie kunnen hun aanvraag richten tot Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken., studenten criminologie richten zich tot Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken..
Neen, de UFC-teamleden verzorgen geen strafrechtelijke noch burgerrechtelijke deskundigenonderzoeken. Deze taak is naar onze mening niet te combineren met de taak van behandeling.
Eerst wat geschiedenis. Op 13 augustus 1996 werd Marc Dutroux in Marcinelle (Wallonië) gearresteerd op verdenking van de kidnapping van een veertienjarig meisje de week voordien. Twee dagen later vinden de speurders het meisje, samen met een twaalfjarig meisje dat drie maanden voordien verdween, in erbarmelijke omstandigheden terug. De meisjes waren opgesloten in een schuilkelder, zijn mishandeld, seksueel misbruikt en uitgehongerd, maar nog in leven. De kinderen worden voor het oog van de televisie herenigd met hun ouders. België verkeert in shock. De gruweldaden krijgen internationale persaandacht en de flaters in het gerechtelijk onderzoek naar Dutroux, die voorwaardelijk vrij was, en zijn kompanen worden aan het licht gebracht. Reeds in 1989 werd Dutroux veroordeeld voor verkrachting van vijf minderjarige meisjes, met gevangenisstraf van 13 jaar tot gevolg. In 1992 werd hij echter vervroegd vrijgelaten, een beslissing die, met het aan het licht komen van deze gruweldaden, voor veel verontwaardiging zorgt bij het grote publiek. Er duiken geruchten op over pedofilie netwerken en doofpotaffaires, waardoor het vertrouwen van de burgers in politie en gerecht nog meer gaat wankelen. Op initiatief van de ouders van de vermoorde meisjes, komen op 20 oktober 1996 meer dan 300 000 Belgen op straat in de Witte Mars. Dit krachtig signaal wordt op politiek niveau opgepikt en een parlementaire commissie wordt opgericht om de lacunes en disfuncties in het Belgisch Strafstelsel bloot te leggen en aan te pakken. Het wetsvoorstel van 13 april 1995 ‘betreffende seksueel misbruik ten aanzien van minderjarigen’ zal met prioriteit geïmplementeerd worden, waardoor minderjarige slachtoffers een betere juridische bescherming krijgen en aangifte van kindermisbruik gestimuleerd wordt. Na een gerechtelijk proces van 3 maanden in 2004 wordt Dutroux schuldig bevonden aan ontvoering, gijzeling, verkrachting en moord, en veroordeeld tot levenslange opsluiting.
De Dutroux affaire, die uiteindelijk om veel meer ging dat een pedoseksuele moordenaar, zadelde België met een trauma dat tot op de dag van vandaag voelbaar is. Seksueel misbruik van kinderen, en meerbepaald de vervolging, bestraffing, behandeling en re-integratie van (pedo-)seksuele daders is daarom een thema dat op de voet gevolgd wordt door media en publieke opinie. De affaire zal ook als katalysator dienen om wetgevend werk omtrent de aanpak en behandeling van seksuele daders op gang te trekken. De schokkende gebeurtenissen zijn immers de directe aanleiding voor het ontstaan van een structurele samenwerking tussen justitie en hulpverlening, inzake de begeleiding en behandeling van daders van seksueel misbruik.
Eén van de aanbevelingen uit het eindrapport van de parlementaire commissie Dutroux in 1997 was het oprichten van een structurele samenwerking tussen de federale staat, verantwoordelijk voor justitie, en de afzonderlijke deelstaten (Vlaanderen, Wallonië en Brussel) verantwoordelijk voor welzijn en geestelijke gezondheidszorg. De doelstelling hiervan was om een geïntegreerd zorgcircuit voor seksuele daders uit te bouwen. Zo kwamen er op 8 oktober 1998 drie Samenwerkingsakkoorden tot stand tussen de federale staat België en de drie afzonderlijke deelstaten. Men hanteert een tweesporenbeleid bestaande uit bestraffing en controle enerzijds en behandeling anderzijds. Justitie staat hierbij in voor het respecteren van de wet, de bescherming van de maatschappij en een zinvolle invulling van de straf. De gezondheids- en welzijnszorg is daarentegen verantwoordelijk voor de ‘harmonieuze’ ontplooiing van (delinquente) medeburgers. De inleidende bepalingen van het akkoord stellen als doel voorop om een globale, coherente en gecoördineerde aanpak van seksueel misbruik na te streven. Een globale aanpak verwijst naar het tweesporenbeleid vanuit de visie dat zorg en controle voor een betere terugvalpreventie kan zorgen. Een coherente aanpak verwijst naar het belang van continuïteit en kwaliteit in de behandeling van seksuele delinquenten te waarborgen. Hierbij is de communicatie tussen de verschillende hulpverleners cruciaal. Tenslotte wijst een gecoördineerde aanpak op de structurele afstemming tussen de verschillende actoren (magistratuur, gevangenispersoneel, justitieassistenten, behandelaars) en op de informatie-uitwisseling.
Het Samenwerkingsakkoord beoogt alle seksuele delinquenten die in de gemeenschap verblijven. Het akkoord stelt dat de combinatie van straffen en behandelen aangewezen is bij alle vormen van seksueel geweld, en dus niet enkel bij seksueel misbruik van minderjarigen, en bij alle juridische maatregelen. Het gaat over feiten zoals bedoeld in het Strafwetboek artikel 372-386ter: aanranding van de eerbaarheid en verkrachting, bederf van jeugd en prostitutie, en openbare zedenschennis. Het toepassingsgebied van dit akkoord werd daarmee dus van bij de start zeer ruim gedefinieerd.
Dit zijn de officiële partners die betrokken zijn bij het Vlaams Samenwerkingsakkoord: de opdrachtgevende overheid, de psychosociale diensten van de penitentiaire inrichtingen, de justitieassistenten, de gespecialiseerde voorzieningen, het Vlaamse steuncentrum en het Vlaams begeleidingscomité. De positie, rollen, taken en verantwoordelijkheden van elke partner staan duidelijk omschreven in het akkoord.