Het UFC organiseerde op 12 en 13 december 2016 een boeiend congres over seksuele misdrijven op het internet en de specifieke doelgroep 'Internet Sex Offenders'. Het doel van het symposium en de workshop was om meer aandacht te besteden aan een subgroep van seksuele plegers, namelijk de internetplegers. Tijdens deze twee dagen kregen we antwoorden op vele vragen omtrent slachtoffers en plegers van kindermisbruik via het internet.

Maandag 12 december – symposium

SymposiumIO 4

De talrijke gasten werden ontvangen aan het Auditorium Kinsbergen in het UZA waar de studiedag van start kon gaan met een korte introductie van Professor dr. Kris Goethals (directeur UFC). Tijdens het symposium kwamen vijf boeiende sprekers aan bod, waarbij na elke uiteenzetting de mogelijkheid was voor discussie en vragen.

De eerste spreker die aan bod kwam was Yves Goethals van de Federale Politie. Hij is er sectiechef kinderpornografie bij de DJSOC (Gerechtelijke directie Serious and Organised Crime) en kwam de politionele aanpak van de DJSOC Child Abuse enthousiast voorstellen. De DJSOC Child Abuse is een expertisecentrum die werkt rond kinderpornografie, kindersekstoerisme en seksueel misbruik van kinderen. Eerst en vooral werd het fenomeen kinderpornografie grondig toegelicht, wat zeker niet kon ontbreken aan het begin van dit symposium. Daarnaast kregen we inzicht in de internationale samenwerking van de DJSOC met ICSE (International Child Sexual Exploitation database), Europol Expert groep, EMPACT (European Multidisciplinary Platform Against Crime Threats) en Interpol Expert groep. Verder werden de analyses van de onlinebeelden van kindermisbruik grondig toegelicht aan de hand van enkele voorbeelden. De DJSOC Child Abuse erkent daarbij enkele werkpunten voor de toekomst zoals bijvoorbeeld het verbeteren van de gezichtsherkenning en directe communicatie met de database in andere landen om zo hun aanpak rond het opsporen van kinderpornoplegers te verbeteren. Als laatste lichtte de spreker enkele praktijkvoorbeelden toe rond onder andere “live streaming” en “het darknet”.

SymposiumIO 5

Professor Liesbet Stevens, docent van het vak ‘Seksueel strafrecht’ aan de KU Leuven en tevens adjunct-directeur van het ‘Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen’, legde met enkele kritische bedenkingen het seksueel strafrecht 2.0 uit. Nieuw in het seksueel strafrecht zijn grooming, cyberlokking, seksisme, voyeurisme en wraakporno. Daarnaast zijn de aanranding van de eerbaarheid, verkrachting en stalking samen met hun aanpassingen grondig toegelicht. Als afsluiter van haar presentatie gaf de spreker enkele bedenkingen en werkpunten mee voor de toekomst, het seksueel strafrecht 3.0. Hierbij stelde Prof. Stevens zich vragen naar de strafwaardigheid, de strafmaat, het strafprocesrechtelijk aspect en de coherentie tussen de verschillende bepalingen.

SymposiumIO 10SymposiumIO 12

Het symposium zette zich verder met de presentatie van Yasmin Van Damme, beleidsmedewerker bij Child Focus. Zij ging dieper in op de rol van niet-gouvernementele organisaties (NGO’s) bij de strijd tegen onlinebeelden van seksueel kindermisbruik. Momenteel kan Child Focus de meldingen die binnenkomen over deze beelden enkel ongeopend doorsturen naar de federale politie, waardoor er een grote werkdruk bij de federale politie aanwezig is en er een achterstand ontstaat. Child Focus wil hier verandering in brengen en pleit voor een tripartite samenwerking tussen Child Focus, politie en Internet Service Providers. Hierbij wil Child Focus de beelden van de meldingen screenen met het oog op assessment, enkel relevante meldingen naar de politiediensten doorsturen, een rol spelen in actieve ‘Notice and Takedown’ en een samenwerking met INHOPE bekomen. INHOPE is een actief en collaboratief netwerk van 51 hotlines in 45 landen die strijden tegen kindermisbruik via het internet. Sinds april 2016 heeft Child Focus een wetswijziging bekomen waarbij ze erkent worden in hun actieve rol bij dit proces. Tegenwoordig is het enkel nog wachten op een ondertekening van de Memorandum of Understanding (MoU) om hun strijd tegen kindermisbruik via het internet te verbeteren.

SymposiumIO 13

De voormiddag werd afgesloten met een uiteenzetting van Peter Dupont, onderzoeksjournalist bij tal van Vlaamse kranten en tijdschriften. Hij legde de focus op webcam kindersekstoerisme in de Filipijnen. Tijdens zijn uiteenzetting werd een fragment uit zijn documentaire afgespeeld waarin werd getoond hoe hij undercover te werk ging om dit grenzeloos misbruik tegen te gaan. Peter Dupont geeft aan dat het kindermisbruik via het internet steeds jongere kinderen treft, steeds gewelddadiger wordt en er steeds meer vraag naar is. Een belangrijke bedenking die hij hierbij maakt is dat het kindermisbruik via het internet pas zal dalen wanneer er minder vraag naar is vanuit het Westen.

 SymposiumIO 18

Na de lunchpauze kon het symposium terug van start gaan met Dr. Hannah Merdian, Senior Lecturer bij de University of Lincoln en co-Director van OnlinePROTECT. Dr. Merdian gaf een toelichting over de typologie, diagnostiek en assessment van kinderpornoplegers. Hierbij wijst ze de aanwezigen op het groot aantal personen die naar beelden van kindermisbruik kijkt en de nood om deze doelgroep beter te begrijpen. In haar uiteenzetting bespreekt ze de twee grote subgroepen van kinderpornoplegers – zijnde de contact-gedreven plegers en de fantasie-gedreven plegers- en hun karakteristieken. Daarnaast bespreekt ze de risicofactoren en risico-assessment van deze doelgroep. De rol van de impliciete theorieën bij kinderpornoplegers en het verschil met de impliciete theorieën van de hands-on seksuele plegers wordt eveneens grondig toegelicht. Bij kinderpornoplegers zijn namelijk vijf impliciete theorieën met hun onderliggende assumptie “Reinforcing Nature of the Internet” gekend. De vijf impliciete theorieën zijn: “Unhappy World”, “Self as Uncontrollable”, “Children as Sex Objects”, “Nature of Harm” en “Self as Collector”. Verder werd ook het “Pathways Model of CSEM (Child Sexual Exploitation Material) Offending” toegelicht. De spreekster sloot de dag af met het belang van preventie en hulp bij internetplegers via projecten zoals “Prevention Project Dunkenfeld” en “Stop it Now!”.

  SymposiumIO 26SymposiumIO 23

Dinsdag 13 december – Workshop

 

 SymposiumIO 35

De workshop werd gegeven door Dr. Hannah Merdian, co-Director bij OnlinePROTECT. Tijdens deze workshop kwamen drie belangrijke topics naar voor: de omvang van kindermisbruik op het internet, het onderzoek naar kinderpornoplegers en casemanagement. OnlinePROTECT is een internationale onderzoekssamenwerking die focust op kinderpornoplegers om de veiligheid van kinderen en jongeren na te streven. Dr. Merdian startte deze workshop met de omvang en specificatie van kinderpornoplegers, waarbij zowel de definitie van ‘sexual narratives’ als het belang van de term ‘Child Sexual Exploitation Material’ werd uitgelegd. De term kinderpornografie belicht namelijk de ernst van deze feiten niet, aangezien pornografie verwijst naar seksueel stimulerend en opwindend materiaal.

Na deze korte toelichting werden de belangrijkste topics van haar uiteenzetting op het symposium van de vorige dag herhaald met enkele aanvullingen en opmerkingen. Hierin werd het ‘motivatie-facilitatie’-model, de risico-indicators voor cross-over, de karakteristieken van de gemixte plegers (zowel online als offline feiten), de typologie en de risico assessment tools verder toegelicht. Het assessment instrument EISIP (Explicit & Implicit Sexual Interest Profile) dat seksuele interesses meet werd eveneens besproken. Dit instrument meet zowel de expliciete rapportering van seksuele interesses aan de hand van zelfrapportering en het scoren van de aantrekkelijkheid van foto’s als de impliciete assessment zoals een impliciete associatie test en het bijhouden van de tijd tijdens het scoren van de aantrekkelijkheid van de foto’s.

Na de koffiepauze ging de workshop van start met het grondig toelichten van het “Pathway Model of CSEM Offending”. Elk deeltje in dit model werd grondig toegelicht en aan de hand van een casus verduidelijkt. In dit model wordt er gekeken naar de “offence-related propensities”, “situational factors”, “permission-giving thoughts”, “personal situation”, “protective propensities” en de “positive and negative evaluation of consequences”. Dit model is een case formulation instrument en meet niet het risico op recidive. De bedoeling is om aan de hand van dit model het individu meer inzicht te geven over hun feiten, de feiten in een ontwikkelings- en situationele context te plaatsen en om gebieden te identificeren waarmee er in behandeling gewerkt kan worden.

De ontwikkeling van de CISC (Children, Internet and Sex Cognitions scale) werd tevens grondig toegelicht. De CISC bevat vier thema’s: “Percieved Nature of Children”, “Non-sexual engagement with CSEM”, “Denial of harm” en “Expression of general sexual preferences”. De 108 items van de CISC werden in een kortere en toegankelijkere versie gegoten, namelijk de INCITE (Internet Cognitions an Implicit Theories Evaluation).

Vervolgens werd een ‘child custody evaluation’ uitgevoerd aan de hand van Finkelhor’s (1984) Pre-conditions of Abuse Model, waarbij het risico voor cross-over bij ouders in kaart gebracht wordt. Dit model maakt gebruik van vier randvoorwaarden: de motivatie voor seksueel misbruik, het overwinnen van interne inhibitie, het overwinnen van externe inhibitie en het overwinnen van de weerstand van het slachtoffer. Deze evaluatie werd grondig besproken aan de hand van een casus.

Als laatste werden enkele behandelvoorstellen in verband met kinderpornoplegers toegelicht. Het overkoepelende doel van de behandeling is om te werken naar een “goed leven”, de steun van anderen en het opnemen van de verantwoordelijkheid. Zo kan er gebruik gemaakt worden van het aanleren van emotionele communicatie, het omgaan met de seksuele drang, een gebalanceerde levensstijl creëren enzovoort. Het is daarbij belangrijk om een evenwicht te vinden in persoonlijke en situationele oplossingen.

 SymposiumIO 39SymposiumIO 44