Wout de Ruyck stelde een artikel voor omtrent onderzoek naar vrouwelijke solo-en mededaders en mannelijke solodaders. Is er nood aan een genderspecifieke aanpak bij de behandeling van seksuele daders? Lees het hier!

Eigenschappen van vrouwelijke solo- en mededaders en mannelijke solodaders van seksueel geweld tegen kinderen

Over de karakteristieken van seksueel delinquenten is er reeds veel onderzoek gebeurd. De meeste van deze studies richtten zich bijna uitsluitend op mannelijke daders. Er bestaat weinig tot geen onderzoek dat zich specifiek bezighoudt met de eigenschappen van vrouwelijke daders, hoewel recent onderzoek uitwijst dat de proportie vrouwelijke daders vermoedelijk veel groter is dan traditioneel aangenomen werd (Cortoni et al., 2017). Williams et al. (2019) trachtten in hun artikel de karakteristieken van vrouwelijke seksueel delinquenten (VSD) in kaart te brengen en te vergelijken met deze van mannelijke seksueel delinquenten (MSD).

Williams et al. onderzochten 80 seksueel delinquenten die feiten hadden gepleegd tegenover kinderen en verdeelden deze in drie groepen, bestaande uit 20 vrouwelijke solodaders, 20 vrouwelijke mededaders en 40 mannelijke solodaders. De onderzoekers gebruikten het “Assessment Guidance Framework for use with Women who Sexually Abuse Children: Version 2.0”, verder afgekort als “The Framework”, om de verschillende karakteristieken van de onderzoekspopulatie in kaart te brengen. Hun onderzoekshypothese was dat de drie groepen significant van elkaar zouden verschillen op verschillende domeinen, en dat de grootste verschillen zouden bestaan tussen enerzijds vrouwelijke mededaders en anderzijds mannelijke en vrouwelijke solodaders.


De onderzoekspopulatie bestond uit daders die door justitie of kinderbescherming in het Verenigd Koninkrijk werden doorverwezen naar de Lucy Faithfull Foundation. Alle daders waren 18 jaar of ouders ten tijde van de feiten, en de leeftijd van hun slachtoffer(s) was minder dan 16 jaar. Ze waren veroordeeld of hadden de feiten zelf bekend. Een solodader werd gedefinieerd als iemand die de feiten had gepleegd, onafhankelijk van andere personen. Iemand die de feiten pleegde in aanwezigheid van één of meerdere meerderjarige personen werd gezien als mededader. Geen van de onderzochte individuen was zowel solo- als mededader.


“The Framework” is een instrument dat gebruikt wordt voor klinische casusformulering. Het bestaat uit vijf verschillende schalen: ontwikkelingsfactoren, psychologische disposities, niche omgevingsfactoren, factoren die voorafgaan aan een delict, en positieve factoren. Elk van deze schalen bestaat uit verschillende subschalen, en sommige van deze subschalen worden nog verder onderverdeeld.

Wat betreft psychologische disposities, scoorden vrouwelijke solodaders slechter dan MSD wat betreft zelfvertrouwen, assertiviteit en emotionele eenzaamheid/sociale isolatie. Vrouwelijke mededaders bleken significant impulsiever te zijn en te beschikken over minder copingvaardigheden dan MSD, maar zagen kinderen minder als ideale sekspartner en het misbruik was minder gekenmerkt door sadisme en vernedering. Op de omgevingsfactoren-subschaal bleek dat vrouwelijke solodaders het hoogst scoorden wat betreft seksuele ontevredenheid, depressie en middelenmisbruik. Vrouwelijke mededaders hadden een hogere kans op instabiele relaties en eerdere abusieve relaties, een onstabiel familieleven en familiale stressoren alsook een pro-criminele sociale groep en bezitterige en gewelddadige partners. MSD bleken dan weer een uitgebreidere criminele voorgeschiedenis te hebben, zowel wat betreft seksuele als niet-gewelddadige en niet-seksuele feiten. Over het algemeen gaven MSD meer blijk van een besef van de gevolgen van hun daden, en toonden ze achteraf meer spijt of slachtofferempathie in vergelijking met beide groepen van VSD.

Wat betreft verstoorde cognities die seksuele delinquentie in de hand werken, werd een significant verschil gezien tussen MSD en vrouwelijke mededaders, waarbij de mannen meer aanspraak maakten op het slachtoffer. Vrouwelijke solodaders verschilden niet significant van de andere groepen. MSD en vrouwelijke solodaders zijn daarnaast meer geneigd de volwassen (buiten)wereld als gevaarlijk te beschouwen dan vrouwelijke mededaders.

De auteurs vermeldden dat de onderzochte populatie nog steeds tamelijk klein is. Tevens zien we bij MSD een grotere variëteit aan verschillende delicten. Ook lijken de slachtoffers van de onderzochte VSD jonger te zijn dan deze van MSD. Daarnaast werd er geen onderscheid gemaakt tussen plegers van hands-on en hands-off feiten, noch tussen daders van intra- versus extrafamiliaal seksueel geweld. Bij vrouwelijke mededaders kan het belangrijk zijn om ook een onderscheid te maken tussen zij die misbruik openlijk of stilzwijgend laten gebeuren tegenover zij die actief deelnemen aan het misbruik.

De auteurs concludeerden dat er significante verschillen zijn tussen VSD en MSD, en dat de studie consistent is met eerdere bevindingen. Het erkennen en herkennen van deze verschillen tussen de verschillende dadergroepen kan belangrijke implicaties hebben op de inschatting en behandeling van seksueel delinquenten, en hierbij lijkt een genderspecifieke aanpak aangewezen. Daarnaast is verder onderzoek nodig naar MSD die handelden als mededader.

Referenties


Cortoni, F., Babchishin, K. M., & Rat, C. (2017). The proportion of sexual offenders who are female is higher than thought. Criminal Justice & Behavior, 44, 145-162. doi:10.1177/0093854816658923

Williams R, Gillespie SM, Elliott IA, Eldridge HJ (2019). Characteristics of female solo and female co-offenders and male solo sexual offenders against children. Sexual Abuse, 31(2);151-172.